Communicatie (1)

Communicatie
.
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
LeidinggevenMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Communicatie
.

Slide 1 - Tekstslide


Hoe zit jij er nu bij?
😒🙁😐🙂😃

Slide 2 - Poll

Terugblik vorige keer

Cirkel van Invloed

"Anders kijken" naar problemen/knelpunten

Wat heb je hier tot nu toe mee gedaan?

Slide 3 - Tekstslide

Wat is communicatie

Slide 4 - Open vraag

Communicatie is...

Slide 5 - Tekstslide

Ruis in communicatie
Een boodschap wordt niet ontvangen zoals die bedoeld is, als er ruis ontstaat. 

  • Interne ruis: ruis bij (een van) de gespreksdeelnemers zelf (afgeleid, met het hoofd er niet bij)
  • Externe ruis: ruis van buitenaf (achtergrondlawaai, niet dezelfde taal e.d.)

Slide 6 - Tekstslide

Communicatie is meer dan gesproken of geschreven taal. Het is ook gedrag!

Met je gedrag communiceer je d.m.v.
  • houding (lichaamstaal)
  • toon (hoe je iets zegt)
  • stilte (met betekenis)

Slide 7 - Tekstslide

Luisteren is het allerbelangrijkst
In een communicatieproces is luisteren het allerbelangrijkst.

Door écht te luisteren toon je respect voor je gesprekspartner en doe je je best hem/haar te begrijpen.

Begrijpen is belangrijker dan begrepen worden!

Slide 8 - Tekstslide

Opdracht
  • Maak tweetallen
  • De een vertelt een verhaal (bijv. over iets wat vandaag gebeurd is op de werkplek, of over je vakantieplannen o.i.d.)
  • De ander mag niet luisteren! 
  • Na 1 minuut wisselen jullie van rol (na ons teken)

Slide 9 - Tekstslide

Evaluatie niet-luisteropdracht
  • Wie vond het moeilijk niet te luisteren en waarom?
  • Wie  vond het moeilijk een verhaal te vertellen en waarom?

  • Welk gedrag kenmerkt dus een goede luisterhouding? Wat moet je laten zien/doen om goed te kunnen luisteren?

Slide 10 - Tekstslide

Wat is een goede luisterhouding?
LSD: Luisteren, samenvatten, doorvragen
  • Maak oogcontact
  • Moedig de ander aan om te spreken
  • Mee-hummen (niet te overdreven)
  • Met je gevoel bij de ander zijn (empathie tonen)
  • Vat samen om te checken of je de ander goed hebt begrepen (klopt het dat..)
  • Stel open vragen (wie, wat, waar, wanneer, waarom en hoe) en vraag door
  • Ga ontspannen zitten (niet voorovergeleund met je armen op tafel)

Slide 11 - Tekstslide

Opdracht! Luister en teken (1)
  • Maak drietallen (instructeur, tekenaar en observant)
  • De instructeur en de tekenaar zitten met de ruggen tegen elkaar
  • De instructeur vertelt wat er getekend moet worden
  • De tekenaar mag alleen gesloten vragen stellen
  • Stop na teken van docent en vergelijk de resultaten 
  • Bespreek met  zijn drieën na wat er gebeurde tijdens het proces (wat ging goed, wat kan beter, wat viel op?)







Slide 12 - Tekstslide

Opdracht! Luister en teken (2)
  • Maak drietallen (instructeur, tekenaar en observant)
  • De instructeur en de tekenaar zitten tegenover elkaar; de instructeur vertelt wat er getekend moet worden en zorgt dat de tekenaar niet kan zien wat er getekend moet worden. 
  • De tekenaar mag geen vragen  stellen
  • Stop na teken van docent en vergelijk de resultaten 
  • Bespreek met  zijn drieën na wat er gebeurde tijdens het proces (wat ging goed, wat kan beter, wat viel op, was dit moeilijker of makkelijker dan opdr. 1 en voor wie was dat zo? Hoe komt dat, denken jullie?)







Slide 13 - Tekstslide

Opdracht! Luister en teken (3)
  • Maak drietallen (instructeur, tekenaar en observant)
  • De instructeur en de tekenaar zitten tegenover elkaar; de instructeur vertelt wat er getekend moet worden en zorgt dat de tekenaar niet kan zien wat er getekend moet worden. 
  • De tekenaar mag zowel open als gesloten vragen  stellen
  • Stop na teken van docent en vergelijk de resultaten 
  • Bespreek met  zijn drieën na wat er gebeurde tijdens het proces (wat ging goed, wat kan beter, wat viel op, was dit moeilijker of makkelijker dan opdr. 1 en voor wie was dat zo? Hoe komt dat, denken jullie?)







Slide 14 - Tekstslide

Oorzaken van miscommunicatie
  • Ruis (intern of extern)
  • Verschillende referentiekaders (wat is bij jou "bekend"  en wat is voor jou 'normaal'?) 
  • Interpretatie (boodschap wordt anders begrepen dan bedoeld) 
  • Culturele verschillen (uit zich vaak in oordelen en vooroordelen)

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Waarom is dit een 'vreemd' gesprek?

Slide 17 - Tekstslide

Wie komen er binnen?

Slide 18 - Tekstslide

Hoe kan dit?
Een vader en zijn zoon krijgen een ernstig auto-ongeluk. De vader overlijdt ter plekke en de zoon is ernstig gewond. Hij wordt naar het ziekenhuis gebracht en rechtstreeks de operatiekamer ingereden. De chirurg kijkt naar de jongen en zegt: “Ik kan deze jongen niet opereren. Hij is mijn zoon.”

Slide 19 - Tekstslide

Cultuur en cultuurverschillen
"Warme" versus "koude" culturen 
wereldbeeld
overtuigingen
waarden en normen
gedrag



Slide 20 - Tekstslide

Voorbeelden van miscommunicatie door cultureel bepaalde verschillen
Welke voorbeelden kennen jullie hiervan uit de praktijk?

Hoe ga je daarmee om?

Wat  is het effect daarvan?

Hoe zou je het ánders kunnen doen?

Slide 21 - Tekstslide

Evaluatie
Wat heb je vandaag opgestoken?

Hoe denk je dat in de praktijk te kunnen toepassen?

Slide 22 - Tekstslide