Unit 5.5 adjectives and adverbs (VWO)

• Engels
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 3

Unit 5.5

Klas 2

TUE

MAY 21

READING

TODAY'S GOAL

- You know how to recognize and use adverbs and adjectives in sentences.

Adjectives and adverbs

He is a good singer 

He sings well

Adjective 

Een adjective (bijvoeglijk naamwoord) zegt iets over een zelfstandig naamwoord (noun). 

That plant is gorgeous. 

Adverb

Een adverb (bijwoord) kan iets zeggen over ...

1) een werkwoord

2) een bijvoeglijk naamwoord

3) een ander bijwoord

4) de hele zin

1) een werkwoord

She ran the marathon extremely fast. 

The diner was prepared precisely. 

2) een bijvoeglijk naamwoord

That plant is very gorgeous. 

3) een ander bijwoord

She ran the marathon extremely fast. 

4) de hele zin 

Lately, I didn't get much sleep. 

Adverb (bijwoord)

Vaak kun je een adverb herkennen door de uitgang -ly:

sure - surely

quick - quickly

Adverb (bijwoord)

Let op: het bijwoord van good is well

GET TO WORK

Do exercises 4, 5, 6, 7, 9, 10 & 11 (p. 213 - 217)

Finished? 

- Check your work

- Complete exercises 2, 3 & 8

- Read your book or study grammar on p. 231

Afsluiting