Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
1.3 heb je geld nodig om te ruilen?
Paragraaf 3
Heb je geld nodig om te ruilen?
1 / 35
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Economie
Middelbare school
vwo
Leerjaar 3
In deze les zitten
35 slides
, met
interactieve quizzen
,
tekstslides
en
1 video
.
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Paragraaf 3
Heb je geld nodig om te ruilen?
Slide 1 - Tekstslide
Deze les:
Iedereen aanwezig?
vragen huiswerk?
voorkennis
nieuwe theorie
check
vragen maken
Slide 2 - Tekstslide
Een overzicht van je inkomsten en uitgaven noem je ..
A
Rekening
B
Overzicht
C
Begroting
D
Reserveren
Slide 3 - Quizvraag
De budgetlijn gebruiken we omdat
A
Deze lijn producten weergeeft
B
Deze lijn alle mogelijke productcombinaties weergeeft die je maximaal kunt kopen met een bepaald budget
C
je dan beter kunt kiezen
D
dan weet je hoeveel je kunt overhouden
Slide 4 - Quizvraag
Je tekent een budgetlijn-grafiek wat staat er op de assen?
A
De prijs van de goederen.
B
De prijs van de goederen in % van het budget.
C
hoeveel producten je kan kopen
D
Het evenwicht
Slide 5 - Quizvraag
€ 2,50 zakgeld per week is
A
€ 10,- per maand
B
€ 125,- per jaar
C
€ 32,50 per kwartaal
Slide 6 - Quizvraag
Leerdoelen deze les:
je weet het verschil tussen directe en indirecte ruil
je kent de functies van geld
je kent de geschiedenis van geld
je kent de randvoorwaarden van ons geldsysteem
je kunt rekenen met procenten in indexcijfers
Slide 7 - Tekstslide
Functies van geld
Ruilmiddel
Rekenmiddel
Spaarmiddel
Slide 8 - Tekstslide
Twee soorten geld
Chartaal geld
Giraal geld
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Video
Koopkracht
Je koopkracht laat zien hoeveel goederen en diensten je met je inkomen kunt kopen.
Je koopkracht is dus afhankelijk van:
- De prijzen
- Je inkomen
Slide 11 - Tekstslide
Rekenen met procenten
Slide 12 - Tekstslide
Van je kleedgeld (€ 150,-) geef je € 39,- uit aan kleding. Hoeveel procent van je kleedgeld is dit?
Slide 13 - Open vraag
Deel van een geheel berekenen
Slide 14 - Tekstslide
Vorig jaar kreeg je € 5,- zakgeld, dit jaar krijg je € 6,30. Met hoeveel procent is je zakgeld gestegen?
Slide 15 - Open vraag
Procentuele stijging
(Nieuw - oud) : oud x 100%
Slide 16 - Tekstslide
Inflatie
: prijsstijging, hierdoor daalt koopkracht
Slide 17 - Tekstslide
Een indexcijfer geeft aan hoeveel een getal verschilt met de basis. Het basisjaar heeft indexcijfer 100.
Indexcijfers
Rekenen met indexcijfers:
Indexcijfer = nieuw getal : getal basisjaar x 100
Voorbeeld:
Loon basisjaar: 2000 euro
Loon nieuwjaar: 2500 euro
Indexcijfer = 2500/2000 x 100 = 125
Slide 18 - Tekstslide
Slide 19 - Tekstslide
Slide 20 - Tekstslide
check
Slide 21 - Tekstslide
Wat voor soort ruil zie je hiernaast?
A
Directe ruil
B
Indirecte ruil
C
Girale ruil
D
Chartale ruil
Slide 22 - Quizvraag
Hoe noemen we het als je iets koopt met cash geld?
A
Directe ruil, giraal geld.
B
indirecte ruil, giraal geld.
C
Directe ruil, chartaal geld.
D
Indirecte ruil, chartaal geld.
Slide 23 - Quizvraag
Door de inflatie kan ik...
A
meer besteden
B
minder besteden
Slide 24 - Quizvraag
Wat voor soort ruil zie je hiernaast?
A
Directe ruil
B
Indirecte ruil
C
Koopruil
D
Inflatie
Slide 25 - Quizvraag
Welk middel past niet bij
de 3 functies van geld?
A
Rekenmiddel
B
Betaalmiddel
C
Ruilmiddel
D
Spaarmiddel
Slide 26 - Quizvraag
Procenten rond ik af op..
A
1 decimaal
B
2 decimalen
C
gehele getallen
D
3 decimalen
Slide 27 - Quizvraag
Door inflatie stijgt de koopkracht van geld
A
Juist
B
Onjuist
Slide 28 - Quizvraag
Als je loon in procenten meer stijgt dan de prijzen, neemt je koopkracht toe.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 29 - Quizvraag
Welke formule gebruik je om een verandering van de omzet in procenten uit te rekenen?
A
wat/waarvan ×100%
B
(nieuw-oud)/oud x 100%
Slide 30 - Quizvraag
Welke formule gebruik je om een klein bedrag van je uitgave in een percentage van je totale uitgaven uit te rekenen?
A
wat/waarvan ×100%
B
(nieuw-oud)/oud x 100%
Slide 31 - Quizvraag
De dieselprijs per liter is in een week tijd gestegen
van € 1,32 naar € 1,40.
Hoeveel is de dieselprijs gestegen in procenten?
A
5,3%
B
7,8%
C
6,1%
D
8,4%
Slide 32 - Quizvraag
In 2015 waren er 12 apen in de dierentuin. In 2014 waren het er 8. Wat is de groei in procenten?
A
25%
B
50%
C
75%
D
2,5 bananen
Slide 33 - Quizvraag
Huiswerk volgende les:
Zie studiewijzer
Slide 34 - Tekstslide
nakijken
Niet vergeten je huiswerk na te kijken
Bijzonderheden noteren in je schrift
(begrippen, vragen)
Slide 35 - Tekstslide
Meer lessen zoals deze
LES3
September 2020
- Les met
41 slides
Economie
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 3
1.3 heb je geld nodig om te ruilen?
September 2020
- Les met
43 slides
Economie
Middelbare school
vwo
Leerjaar 3
1.3_Heb je geld nodig om te ruilen?
September 2022
- Les met
45 slides
Economie
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
1.3_Heb je geld nodig om te ruilen?
Augustus 2022
- Les met
29 slides
Economie
Middelbare school
vwo
Leerjaar 3
1.3_Heb je geld nodig om te ruilen?
September 2022
- Les met
32 slides
Economie
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
H1.4 Wordt alles duurder
September 2022
- Les met
23 slides
Economie
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 3
1.4 Het boodschappenmandje van het CBS
Augustus 2018
- Les met
42 slides
door
Eieren voor je geld
Economie
Middelbare school
mavo
Leerjaar 4
Eieren voor je geld
1.3_Heb je geld nodig om te ruilen?
September 2021
- Les met
44 slides
Economie
Middelbare school
vwo
Leerjaar 3