1.3_Heb je geld nodig om te ruilen?

• Economie
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 3

H1: Geld moet rollen

H 1.3: Heb je geld nodig om te ruilen?

Programma:

• terugblik par. 1.2 + zijn er vragen over het huiswerk?
• Lesdoelen par. 1.3
• Uitleg en instructie
• Maken en bespreken opdrachten
• Huiswerk volgende les
• Reflectie

Een begroting is voor

1. voor de afgelopen maand
2. Voor de komende maand
3. voor nu

De rente op je spaargeld is een voorbeeld van

1. Inkomen uit arbeid
2. Inkomen uit bezit
3. overdrachtsinkomen

Je telefoonabonnement is een voorbeeld van....

1. dagelijkse uitgaven
2. vaste lasten
3. incidentele uitgaven

Op welke soort uitgaven kan je het beste bezuinigen?

1. dagelijkse uitgaven
2. vaste lasten
3. incidentele uitgaven

Kleedgeld is een voorbeeld van

1. Inkomen uit arbeid
2. Inkomen uit bezit
3. Overdrachtsinkomen

Een overzicht van je inkomsten en uitgaven noem je ..

1. Rekening
2. Overzicht
3. Begroting
4. Reserveren

De budgetlijn gebruiken we omdat

1. Deze lijn producten weergeeft
2. Deze lijn alle mogelijke product combinaties weergeeft bij 2 producten die je maximaal kunt kopen met een bepaald budget
3. je dan beter kunt kiezen
4. dan weet je hoeveel je kunt overhouden

€ 2,50 zakgeld per week is

1. € 10,- per maand
2. € 125,- per jaar
3. € 32,50 per kwartaal

Je tekent een budgetlijn-grafiek wat staat er op de assen?

1. De prijs van de goederen.
2. De prijs van de goederen in % van het budget.
3. hoeveel producten je kan kopen
4. Het evenwicht

Vaste lasten

Dagelijkse uitgaven

Incidentele uitgaven

hagelslag

huur

melk

nieuwe wasmachine

abonnement krant

Reparatie dak

Inkomen uit arbeid

Inkomen uit bezit

overdrachtsinkomen

winst van je bedrijf

loon

huurtoeslag

Rente

WW-uitkering

H 1.3: Lesdoelen

Aan het einde van deze paragraaf :

• Weten we het verschil tussen directe en indirecte ruil.
• Kennen we de 3 functies van geld.
• Kennen het verschil tussen giraal en chartaal geld.
• kennen we de begrippen koopkracht en inflatie en beide begrippen kunnen we toelichten.
• Hoe we rekenen met procenten en indexcijfers.

Uitleg en instructie...

Functies van geld

Ruilmiddel

Rekenmiddel

Spaarmiddel

  Twee soorten geld

Chartaal geld

Giraal geld

Koopkracht

Je koopkracht laat zien hoeveel goederen en diensten je met je inkomen kunt kopen.

Je koopkracht is dus afhankelijk van:

- De prijzen

- Je inkomen

Inflatie: prijsstijging, hierdoor daalt de koopkracht

Deel van een geheel berekenen

Procentuele stijging

(Nieuw - oud) : oud x 100% 

Of 

verschil : waar je het mee vergelijkt x 100%???

Vorig jaar was de prijs € 6,-. Dit jaar is de prijs € 8,50. 
1. Met hoeveel procent is de prijs gestegen?

2. Hoeveel procent was de prijs vorig jaar lager?

Filmpje

https://www.youtube.com/watch?v=kTGlEjnUKpY

Een indexcijfer geeft aan hoeveel een getal verschilt met de basis. Het basisjaar heeft indexcijfer 100.

Indexcijfers

Rekenen met indexcijfers:

Indexcijfer = nieuw getal : getal basisjaar x 100

Voorbeeld:

Loon basisjaar: 2000 euro

Loon nieuwjaar: 2500 euro

Indexcijfer = 2500/2000 x 100 = 125

Zijn er vragen

Heb je vragen over het huiswerk, mail mij dan!

Maken opdrachten 

Paragraaf 1.3

Bespreken opdrachten 24, 27, 29, 30Bespreken opdrachten 24, 27, 29, 30

Huiswerk volgende les

Maken opdrachten par 1.3

29, 30, 33, 34, 35, 37

Reflectie: Zijn de lesdoelen behaald?

• je weet het verschil tussen directe en indirecte ruil
  
• je kent de 3 functies van geld
  
• je kent het verschil tussen giraal en chartaal geld
  
• je kent de begrippen koopkracht en inflatie en kunt beide begrippen toelichten
  
• je kunt rekenen met procenten in indexcijfers

Probeer de volgende vragen te beantwoorden zonder het boek te gebruiken.

Van je kleedgeld (€ 150,-) geef je € 39,- uit aan kleding. Hoeveel procent van je kleedgeld is dit?

Als je loon in procenten meer stijgt dan de prijzen, neemt je koopkracht toe.

1. Waar
2. Niet waar

Vorig jaar kreeg je € 5,- zakgeld, dit jaar krijg je € 6,30. Met hoeveel procent is je zakgeld gestegen?

Wat voor soort ruil zie je hiernaast?

1. Directe ruil
2. Indirecte ruil
3. Girale ruil
4. Chartale ruil

Hoe noemen we het als je iets koopt met cash geld?

1. Directe ruil, giraal geld.
2. indirecte ruil, giraal geld.
3. Directe ruil, chartaal geld.
4. Indirecte ruil, chartaal geld.

Door de inflatie kan ik...

1. meer besteden
2. minder besteden

Welk middel past niet bij
de 3 functies van geld?

1. Rekenmiddel
2. Betaalmiddel
3. Ruilmiddel
4. Spaarmiddel

Wat voor soort ruil zie je hiernaast?

1. Directe ruil
2. Indirecte ruil
3. Koopruil
4. Inflatie

Procenten rond ik af op..

1. 1 decimaal
2. 2 decimalen
3. gehele getallen
4. 3 decimalen

Door inflatie stijgt de koopkracht van geld

1. Juist
2. Onjuist

Welke formule gebruik je om een klein bedrag van je uitgave in een percentage van je totale uitgaven uit te rekenen?

1. wat/waarvan ×100%
2. (nieuw-oud)/oud x 100%

Welke formule gebruik je om een verandering van de omzet in procenten uit te rekenen?

1. wat/waarvan ×100%
2. (nieuw-oud)/oud x 100%

De dieselprijs per liter is in een week tijd gestegen van € 1,32 naar € 1,40.
Hoeveel is de dieselprijs gestegen in procenten?

1. 5,3%
2. 7,8%
3. 6,1%
4. 8,4%

In 2015 waren er 12 apen in de dierentuin. In 2014 waren het er 8. Wat is de groei in procenten?

1. 25%
2. 50%
3. 75%
4. 2,5 bananen