Paragraaf 1.1 - Een nieuw vak

1.1 Een nieuw vak
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

1.1 Een nieuw vak

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
1.1.1 Je kunt beschrijven waar het vak nask over gaat.
1.1.2 Je kunt uitleggen wat een natuurverschijnsel is.
1.1.3 Je kunt beschrijven waar het vak biologie over gaat.
1.1.4 Je kunt met voorbeelden het verschil tussen natuurkunde en scheikunde uitleggen.


Slide 2 - Tekstslide

Introductie
In de prehistorie kleedden mensen zich in berenvellen. Ze sliepen in holen en ze communiceerden met elkaar door middel van rooksignalen en de tamtam (tromgeroffel). Door natuurwetenschappen hebben wij tegenwoordig goede kleding, comfortabele huizen en moderne communicatieapparatuur zoals de telefoon en de computer.

Slide 3 - Tekstslide

Wetenschap


Natuurkunde is een wetenschap. Maar wat is een wetenschap eigenlijk? Wetenschap is het opdoen van kennis en het toepassen van die kennis in het dagelijks leven. Er zijn veel verschillende soorten wetenschappen, want je kunt op allerlei vakgebieden kennis opdoen. Het vak natuurkunde is een natuurwetenschap, net als scheikunde en biologie. In de natuurwetenschap wordt de natuur bestudeerd. Bij biologie bestudeer je de levende natuur, dus de wereld van planten, dieren en het menselijk lichaam.

Slide 4 - Tekstslide

Bij natuurkunde en scheikunde bestudeer je de niet-levende natuur. Denk daarbij aan:
• het ontstaan van bliksem;
• het opwekken van elektriciteit met zonnepanelen (figuur 2);
• het smelten van kaarsvet;
• de remweg van een scooter;
• het roesten van een spijker.

Natuurwetenschappen houden zich ook bezig met natuurverschijnselen, zoals het weer, aardbevingen, vulkanen, zonsverduisteringen enzovoort.

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Natuurkunde en scheikunde gaan over de ........................ natuur.
A
levende
B
niet-levende

Slide 7 - Quizvraag

Als je een kaars aansteekt, verandert kaarsvet van vaste stof in een vloeistof.
Leg uit of dit thuishoort bij biologie, natuurkunde of scheikunde.


Slide 8 - Open vraag

Een stof verandert in andere stoffen.
Leg uit of dit thuishoort bij biologie, natuurkunde of scheikunde.


Slide 9 - Open vraag

Kies de juiste woorden.
Röntgenstraling wordt grotendeels tegengehouden door de ............................. in je lichaam.

A
botten
B
spieren

Slide 10 - Quizvraag

Veranderingen


Stoffen en voorwerpen kunnen veranderen. Als je een metalen staaf verhit, zet de staaf uit en wordt deze langer. Als de staaf afkoelt, krimpt deze weer en krijgt hij zijn oorspronkelijke lengte terug. De Eiffeltoren is op een hete zomerdag door uitzetting maar liefst 30 cm langer dan in de winter. Maar als het koud wordt, krimpt de Eiffeltoren weer. Deze veranderingen zijn dus tijdelijk.
Water ken je als een vloeistof. In nat wasgoed zit water. Als je de was te drogen hangt, verandert het water in waterdamp die uit de was ontsnapt. De was wordt droog. Als het vriest, verandert water in ijs (figuur 6). Vloeibaar water kan dus veranderen in waterdamp of in ijs. Dat soort veranderingen zijn veranderingen van toestand. Maar waterdamp en ijs kun je weer veranderen in vloeibaar water. Ook deze veranderingen zijn tijdelijk.

Slide 11 - Tekstslide

Stoffen kunnen ook op een andere manier veranderen. Als hout verbrandt, verandert het in houtskool, as en rook. Van houtskool, as en rook kun je geen hout meer maken. Het hout is voor altijd veranderd in andere stoffen. Deze verandering is blijvend.

Bij scheikunde en natuurkunde bestudeer je veranderingen in de niet-levende natuur. Het grote verschil is daarbij dat natuurkundige veranderingen tijdelijk zijn en scheikundige veranderingen blijvend. Het langer worden van een staaf bij verhitting en het veranderen van vloeibaar water in waterdamp of ijs worden dus bij natuurkunde bestudeerd, en het verbranden van hout bij scheikunde.

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Aan de slag!
lezen + maken §1.1 een nieuw vak. (opdracht 1 t/m 11 in je boek/schrift)



klaar? maak test jezelf van §1.1 (online)
rood = Iedereen is stil


oranje = Iedereen is stil, docent beantwoord wel vragen

groen = Je mag zachtjes overleggen met je buurman/buurvrouw

Slide 14 - Tekstslide

Leerdoelen
1.1.1 Je kunt beschrijven waar de vakken nask en biologie over gaan.
1.1.2  Je kunt het verschil benoemen tussen een stof en een materiaal
1.1.3 Je kunt met voorbeelden het verschil tussen natuurkunde en scheikunde uitleggen


Slide 15 - Tekstslide