Levensloop (5e) H1. Keuzes

Week 49 (vanaf 2 december 2024)
Hoofdstuk 1. Keuzes
  • actualiteit (prijzen blijven stijgen)
  • leerdoelen
  • instructie (keuzes)
  • maakwerk: opdracht 1.5 t/m 1.15
1 / 47
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 47 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Week 49 (vanaf 2 december 2024)
Hoofdstuk 1. Keuzes
  • actualiteit (prijzen blijven stijgen)
  • leerdoelen
  • instructie (keuzes)
  • maakwerk: opdracht 1.5 t/m 1.15

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen H1. Keuzes
  • Ik kan uitleggen wat opofferingskosten zijn en deze bij een keuzeprobleem bepalen.
  • Ik kan onderscheid maken tussen vrije en schaarse goederen.
  • Ik kan een budgetvergelijking opstellen en veranderingen in budget en prijs analyseren.
  • Ik kan een budgetlijn tekenen en interpreteren.
  • Ik kan een onderscheid maken tussen nominale en reële waarde en het verband uitleggen.














Slide 2 - Tekstslide

Behoeften
  • Primaire behoeften          basisbehoeften waar je niet zonder kunt om te  leven
  • Secondaire behoeften    overige behoeften die het leven leuker of makkelijker maken
       - normale behoeften
       - luxe behoeften

Slide 3 - Tekstslide

Consumeren en investeren
Consumeren
Producten aanschaffen door de eindgebruiker. De eindgebruiker
wil van het product genieten. Hij gebruikt het product niet om
ermee te produceren.

Consuminderen…..

Investeren
Een bedrijf schaft producten aan. Je gebruikt het product om
het in te zetten in het productieproces (kapitaalgoederen)



Slide 4 - Tekstslide

Schaarste
Schaarste ontstaat doordat je niet genoeg middelen hebt om in al je behoeften te voorzien. Hierdoor moet je keuzes maken hoe je je geld en tijd besteedt.

 

Slide 5 - Tekstslide

Schaarse en vrije goederen
Vrije goederen zijn niet schaars, je hoeft er geen middelen voor in te zetten.
                                                  zoals de zon
maar... voor zonne-energie moet je wel
              middelen inzetten!


                                                                           of de wind
                                                                                maar... voor windenergie moet je wel                                                                                               middelen inzetten!

Slide 6 - Tekstslide

Alternatief aanwendbaar
Omdat je middelen beperkt zijn, moet je kiezen hoe je ze aanwendt. Dit noemen we alternatief aanwendbaar.
  • Geld    Koop je nieuwe schoenen, of wacht je nog even?
  • Tijd      Ga je naar de film, of ga je huiswerk maken?

Je moet dus prioriteiten stellen!...
... en prioriteiten stellen, is keuzes maken.

Slide 7 - Tekstslide

Opofferingskosten
Schaarste dwingt ons om te kiezen. Maar wanneer je kiest voor iets, kun je iets anders niet meer doen. Dat offer je op. Vandaar de term opofferingskosten.
  

Een eenvoudig voorbeeld, je hebt de keuze:
  • een avondje naar de bioscoop, dat kost € 25,
  • of een avondje werken, dat levert € 15 op.

Wanneer je ervoor kiest om naar de bioscoop te gaan, dan offer je € 15 inkomsten daarvoor op. Dat noemen we de opofferingskosten: de gemiste netto-baten van het op een na beste, niet gekozen, alternatief.

Slide 8 - Tekstslide

Opofferingskosten (voorbeeld)
Isa heeft voor de besteding van haar zaterdagavond drie opties:
1. Een bezoek aan Night of the Proms.
  • een kaartje kost € 50, maar dat heeft ze er graag voor over.
2. Werken in het restaurant van haar oom.
  • dan verdient zij € 60, maar het is hard werken, zij waardeert dit ongemak met € 45.
3. Oppassen op het buurmeisje.
  • voor zo’n avondje krijgt zij € 20, en vindt het leuk.

Slide 9 - Tekstslide

Opofferingskosten (oefening)
Hugo kan in één uur een Griekse tekst van 1 pagina vertalen. In diezelfde tijd kan hij ook 120 reclamekrantjes verspreiden. Per folder verdient hij hiermee € 0,10.
Marieke kan in dezelfde tijd twee Griekse teksten van 1 pagina vertalen of 80 reclamekrantjes verspreiden. Ook zij krijgt € 0,10 per krantje.
a. Bereken de opofferingskosten van het vertalen van een Griekse tekst van 1 pagina voor Hugo.
  • opofferingskosten: 120 × € 0,10 = € 12
b. Bereken de opofferingskosten van het vertalen van een Griekse tekst van 1 pagina voor Marieke.
  • opofferingskosten: 40 × € 0,10 = € 4
Hugo vraagt Marieke om zijn tekst te vertalen.
c. Welke prijs zal Hugo maximaal bereid zijn te betalen aan Marieke voor het vertalen van de tekst?
  • maximale prijs: € 12
d. Is de bij c berekende prijs aantrekkelijk voor Marieke of juist niet? Verklaar het antwoord m.b.v. het begrip opofferingskosten.
  • Aantrekkelijk. Marieke kan de tekst in een half uur vertalen. In diezelfde tijd kan ze met verspreiden € 4 verdienen. De prijs van € 12 is dus hoger dan de opofferingskosten van het verspreiden van reclamekrantjes voor Marieke.


Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Maakwerk deze week
  • wat: opdracht 1.11 t/m 1.12
  • hoe: fluisterend overleg met buurman / buurvrouw mag
  • hulp: buurman / buurvrouw of steek je vinger op
  • tijd: tot 1 minuut voor einde les
  • uitkomst: zo ver mogelijk
  • klaar: ga verder met opdracht 1.5 t/m 1.15

Slide 12 - Tekstslide

Week 50 (vanaf 9 december 2024)
Hoofdstuk 1. Keuzes
  • actualiteit
  • terugblik vorige les (schaarste)
  • leerdoelen
  • instructie (budgetlijn en reële waarde)
  • opstarten praktijkopdracht (PO)
  • maakwerk: opdracht 1.11 t/m 1.15

Slide 13 - Tekstslide

Schaarste
Schaarste ontstaat doordat je niet genoeg middelen hebt om in al je behoeften te voorzien. Hierdoor moet je keuzes maken hoe je je geld en tijd besteedt.

 

Slide 14 - Tekstslide

Leerdoelen H1. Keuzes
  • Ik kan uitleggen wat opofferingskosten zijn en deze bij een keuzeprobleem bepalen.
  • Ik kan onderscheid maken tussen vrije en schaarse goederen.
  • Ik kan een budgetvergelijking opstellen en veranderingen in budget en prijs analyseren.
  • Ik kan een budgetlijn tekenen en interpreteren.
  • Ik kan een onderscheid maken tussen nominale en reële waarde en het verband uitleggen.














Slide 15 - Tekstslide

Budgetlijn
Een budgetlijn kan helpen bij het maken van een keuze tussen het aantal van 2 producten bij een gegeven inkomen. Een budgetlijn teken je met behulp van de volgende formule:

Slide 16 - Tekstslide

Budgetlijn
1. Je hebt een beltegoed van € 10. Je kunt hiermee sms’en voor € 0,10 per bericht
of bellen voor € 0,25 per minuut. Schrijf de formule uit en teken de budgetlijn.
  • 10 = 0,10x + 0,25y           waarbij x = aantal sms'jes en y = aantal minuten bellen 

2. De prijs van bellen daalt met € 0,05 per minuut. Schrijf de formule uit en
teken de budgetlijn.
  • 10 = 0,10x + 0,20y          waarbij x = aantal sms'jes en y = aantal minuten bellen

3. De prijs van bellen daalt niet, maar je budget voor je beltegoed daalt met 20%.
Schrijf de formule uit en teken de budgetlijn.
  • 8 =  0,10x + 0,25y           waarbij x = aantal sms'jes en y = aantal minuten bellen

Slide 17 - Tekstslide

Nominale en reële waarde
De nominale waarde is je budget gemeten in geld. De reële waarde is je budget gemeten in wat je ervoor kunt kopen (= koopkracht). De reële waarde is dus gecorrigeerd met de prijsstijgingen (= inflatie) of prijsdalingen (= deflatie).

Slide 18 - Tekstslide

Oefening (nominale en reële waarde)
De gemeenteambtenaren zijn boos, omdat hun koopkracht de laatste jaren gedaald is. Immers, hun salaris (nominaal inkomen) is in 2016 vergeleken met 2012 maar met 2,8% gestegen, terwijl de consumentenprijsindex in die periode met 6,2% gestegen is.

1. Bereken hoeveel % de koopkracht van rijksambtenaren is gedaald
tussen 2016 en 2012.
  • RIC = (NIC / PIC) x 100 = (102,8 / 106,2) × 100 = 96,8, een daling van 3,2%.

Stel dat de koopkracht van leraren in 2016 met 1,3% gedaald is ten opzichte van 2012.
2. Bereken hoeveel % het nominale inkomen van leraren tussen 2012 en 2016 gestegen is.
  • NIC = (RIC x PIC) / 100 → (98,7 × 106,2) / 100 = 104,82 dus een stijging van 4,8%.





Slide 19 - Tekstslide

Praktijk Opdracht (PO)
In een groepje van 3 een hoofdstuk presenteren (13/1 of 15/1) uit het boekje Arbeid of het boekje Gedragseconomie (8 tot 10 minuten).

De presentatie bestaat uit de volgende onderdelen:
  1. samenvatting: PPT, Prezi, Canva of Sway
  2. activiteit: quiz, spel, test of filmpje
  3. actualiteit
  4. toetsvraag over jouw hoofdstuk (apart inleveren op de dag presentatie)

Slide 20 - Tekstslide

Arbeid



Boekje Arbeid
  1. Een verkenning van de arbeidsmarkt
  2. Het aanbod van arbeid
  3. Werkgelegenheid
  4. De arbeidsvoorwaarden
  5. Werkloosheid
Gedragseconomie



Boekje Gedragseconomie
  1. Rationeel gedrag?
  2. Consumentengedrag en hoe bedrijven hiervan kunnen profiteren
  3. Gedragsbeïnvloeding door de overheid

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Week 50 (vanaf 9 december 2024)
Hoofdstuk 1. Keuzes
  • terugblik vorige les (budgetlijn en reële waarde)
  • leerdoelen
  • instructie (speltheorie en gevangenendilemma)
  • oefening (filmpje Golden Balls)
  • maakwerk: opdracht 1.16 t/m 1.25

Slide 23 - Tekstslide

Terugblik op de vorige les (budgetlijn)
Een budgetlijn kan helpen bij het maken van een keuze tussen het aantal van 2 producten bij een gegeven inkomen. Een budgetlijn teken je met behulp van de volgende formule:

Slide 24 - Tekstslide

Terugblik op de vorige les (reële waarde)
De nominale waarde is je budget gemeten in geld. De reële waarde is je budget gemeten in wat je ervoor kunt kopen (= koopkracht). De reële waarde is dus gecorrigeerd met de prijsstijgingen (= inflatie) of prijsdalingen (= deflatie).

Slide 25 - Tekstslide

Leerdoelen H1. Keuzes
  • Ik kan uitleggen wat opofferingskosten zijn en deze bij een keuzeprobleem bepalen.
  • Ik kan onderscheid maken tussen vrije en schaarse goederen.
  • Ik kan een budgetvergelijking opstellen en veranderingen in budget en prijs analyseren.
  • Ik kan een budgetlijn tekenen en interpreteren.
  • Ik kan een onderscheid maken tussen nominale en reële waarde en het verband uitleggen.
  • Ik kan een pay-off matrix van een spel opstellen en interpreteren.
  • Ik kan bepalen en uitleggen of er sprake is van een dominante strategie.
  • Ik kan een Nash-evenwicht bepalen en uitleggen.
  • Ik kan een simultaan en herhaald simultaan spel onderscheiden.
  • Ik kan uitleggen wat een bindende afspraak is, en wat de gevolgen daarvan kunnen zijn.
  • Ik kan een situatie met meeliftersgedrag herkennen.














Slide 26 - Tekstslide

Speltheorie
De speltheorie is een techniek om situaties met strategische interacties tussen verschillende beslissingnemers te analyseren en de uitkomst te voorspellen.

Slide 27 - Tekstslide

Speltheorie
In 1994 is de nobelprijs voor economie uitgereikt aan de economen Harsanyi, Nash en Selten die wetenschappelijk werk hebben geleverd op het gebied van speltheorie.

Slide 28 - Tekstslide

Speltheorie
John Nash is de bekendste en zijn leven is verfilmd in A Beautiful Mind (4 oscars).

Nash is inspired when he and his classmates discuss how to approach a group of women at a bar. Hansen quotes Adam Smith advocating "every man for himself", but Nash argues that a cooperative approach would lead to better chances of success.

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Video

Speltheorie
Volgens de theorie van vraag en aanbod (Adam Smith) zou in dit geval alle 4 mannen voor de blondine gaan. Wat is het gevolg?
  • niemand heeft een date

Als ze kijken hoe elkaars keuzes de ander beïnvloeden, kunnen ze beter kiezen voor de brunettes. Wat is het gevolg?
  • iedereen heeft een date

Slide 31 - Tekstslide

Speltheorie (gevangenendilemma)
  • 2 criminelen (Xavier en Yoshi) hebben een bank beroofd
  • gaan ze bekennen of ontkennen?
  • onderstaande payoff-matrix geven de gevangenisstraf aan, hoe lees ik dit?
  • wat zou Xavier doen?, en wat zou Yoshi doen?
  • gaan ze samenwerken?
Yoshi
Bekennen
Ontkennen
Xavier
Bekennen
8 / 8 jaar
0 / 10 jaar
Ontkennen
10 / 0 jaar
1 / 1 maand

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Video

Meelifter / Dominante strategie
Wat zou Xavier doen?
  • als Yoshi bekent, dan kan Xavier het beste ook bekennen (want 8 jaar < 10 jaar)
  • als Yoshi ontkent, dan kan Xavier het beste bekennen (want 0 jaar < 1 maand), Xavier is dan een Meelifter (freerider)
  • voor Xavier is bekennen de Dominante Strategie, en voor Yoshi ook!
Yoshi
Bekennen
Ontkennen
Xavier
Bekennen
8 / 8 jaar
0 / 10 jaar
Ontkennen
10 / 0 jaar
1 / 1 maand

Slide 34 - Tekstslide

Uitkomst
  • door de Dominante Strategie van beiden zal de uitkomst dus zijn dat beiden bekennen, dit is een Nash-evenwicht (spelers kunnen opbrengst niet verbeteren door zelf te veranderen)
  • het is een Gevangenendilemma (speltheorie) want de uitkomst is voor beiden suboptimaal
  • met een Bindende Afspraak zouden ze kunnen samenwerken, beiden ontkennen!
Yoshi
Bekennen
Ontkennen
Xavier
Bekennen
8 / 8 jaar
0 / 10 jaar
Ontkennen
10 / 0 jaar
1 / 1 maand

Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Tekstslide

Experiment gevangenendilemma

Slide 37 - Tekstslide

Oefening (Golden Balls)
Kijkvragen Filmpje Golden Balls:
  1. Stel in 2-tallen de Pay-off Matrix (resultatenmatrix) van het spel op.
  2. Bepaal samen de Dominante Strategie voor beide deelnemers.
  3. Wat wordt de uitkomst zonder samenwerken (Nash-evenwicht)?
  4. Wat wordt de uitkomst met samenwerken (Bindende Afspraak)?
  5. Is er sprake van een Gevangenendilemma?

Slide 38 - Tekstslide

Slide 39 - Video

Uitwerking (Golden Balls)
  1. Pay-off Matrix volgens onderstaande tabel.
  2. Dominante Strategie is voor beiden Steal.
  3. Zonder samenwerken: beiden Steal = £ 0 / £ 0 (Nash-evenwicht).
  4. Met samenwerken: beiden Split = £ 6.800 / £ 6.800 (Bindende Afspraak).
  5. Er is sprake van een gevangenendilemma want het Nash-evenwicht is suboptimaal.

Abraham
Split
Steal
Nick
Split
£ 6.800 / £ 6.800
£ 0 / £ 13.600
Steal
£ 13.600 / £ 0
£ 0 / £ 0

Slide 40 - Tekstslide

Maakwerk deze week
  • wat: opdracht 1.16 t/m 1.25
  • hoe: fluisterend overleg met buurman / buurvrouw mag
  • hulp: buurman / buurvrouw of steek je vinger op
  • tijd: tot 1 minuut voor einde les
  • uitkomst: zo ver mogelijk
  • klaar: ga verder met opdracht 1.26 t/m 1.27

Slide 41 - Tekstslide

Frank en Jasper hebben een opdracht gekregen voor economie. Deze moet volgende week af zijn. Ze staan voor de keuze: wel of niet voorbereiden.
Welke getallencombinatie komt voor in de situatie dat Jasper meelifter is?

Bestede uren aan opdracht
A
Linksboven
B
Rechtsboven
C
Linksonder
D
Rechtsonder

Slide 42 - Quizvraag

Frank en Jasper hebben een opdracht gekregen voor economie. Deze moet volgende week af zijn. Ze staan voor de keuze: wel of niet voorbereiden.
De dominante strategie voor Frank is:

Bestede uren aan opdracht
A
voorbereiden
B
niet voorbereiden

Slide 43 - Quizvraag

Frank en Jasper hebben een opdracht gekregen voor economie. Deze moet volgende week af zijn. Ze staan voor de keuze: wel of niet voorbereiden.
Jasper heeft geen dominante strategie.

Bestede uren aan opdracht
A
Waar
B
Niet waar

Slide 44 - Quizvraag

Frank en Jasper hebben een opdracht gekregen voor economie. Deze moet volgende week af zijn. Ze staan voor de keuze: wel of niet voorbereiden.
Als Jasper en Frank elkaar niet vertrouwen is de uitkomst van het spel ...



Bestede uren aan opdracht
A
Linksboven
B
Rechtsboven
C
Linksonder
D
Rechtsonder

Slide 45 - Quizvraag

Frank en Jasper hebben een opdracht gekregen voor economie. Deze moet volgende week af zijn. Ze staan voor de keuze: wel of niet voorbereiden.
12. Als Jasper en Frank een bindende afspraak maken is de uitkomst van het spel ...



Bestede uren aan opdracht
A
Linksboven
B
Rechtsboven
C
Linksonder
D
Rechtsonder

Slide 46 - Quizvraag

Frank en Jasper hebben een opdracht gekregen voor economie. Deze moet volgende week af zijn. Ze staan voor de keuze: wel of niet voorbereiden.
Jasper en Frank staan iedere week voor hetzelfde dilemma, dit .............. de kans
op samenwerking.



Bestede uren aan opdracht
A
heeft geen invloed op
B
vergroot
C
verkleint

Slide 47 - Quizvraag