Ik kan de 5 begrippen op pagina 9 omschrijven (zie ook LWEO).
Ik kan voordelen en nadelen van keuzes vaststellen en afwegen.
Ik kan aantonen wanneer er sprake is van meeliftersgedrag.
Ik kan situaties herkennen waarin zich een gevangenendilemma voordoet.
Ik kan verklaren waarom de spelers in een gevangenendilemma niet kiezen voor samenwerking.
Ik kan verklaren dat door een bindende afspraak de spelers in een gevangenendilemma samen gaan werken.
Ik kan voorspellen wat de uitkomst is van een gevangenendilemma.
Ik kan de drie fasen van de levensloop noemen.
Slide 10 - Tekstslide
Frank en Jasper hebben een opdracht gekregen voor economie. Deze moet volgende week af zijn. Ze staan voor de keuze: wel of niet voorbereiden. 6. De dominante strategie voor Frank is:
A
voorbereiden
B
niet voorbereiden
Slide 11 - Quizvraag
Frank en Jasper hebben een opdracht gekregen voor economie. Deze moet volgende week af zijn. Ze staan voor de keuze: wel of niet voorbereiden. 11. Als Jasper en Frank elkaar niet vertrouwen is de uitkomst van het spel ...
A
Linksboven
B
Rechtsboven
C
Linksonder
D
Rechtsonder
Slide 12 - Quizvraag
Frank en Jasper hebben een opdracht gekregen voor economie. Deze moet volgende week af zijn. Ze staan voor de keuze: wel of niet voorbereiden. 12. Als Jasper en Frank een bindende afspraak maken is de uitkomst van het spel ...
A
Linksboven
B
Rechtsboven
C
Linksonder
D
Rechtsonder
Slide 13 - Quizvraag
Frank en Jasper hebben een opdracht gekregen voor economie. Deze moet volgende week af zijn. Ze staan voor de keuze: wel of niet voorbereiden. 13. Jasper en Frank staan iedere week voor hetzelfde dilemma, dit ............................. de kans op samenwerking.