Grammatica woordsoorten: Nevenschikkend en onderschikkend voegwoord
Grammatica woordsoorten: Nevenschikkend en onderschikkend voegwoord
Volg het stappenplan, dan maken we er een goede les van.
Stap 1: Doe de telefoon in de telefoontas.
Stap 2: Pak je Chromebook, schrift en je boek Nederlands
Stap 3: Noteer het ontbrekende woord op de stippellijn: Mijn vriend en ik moesten beide vroeg uit bed .... we allebei naar het werk moesten
1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2
In deze les zitten 10 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
Grammatica woordsoorten: Nevenschikkend en onderschikkend voegwoord
Volg het stappenplan, dan maken we er een goede les van.
Stap 1: Doe de telefoon in de telefoontas.
Stap 2: Pak je Chromebook, schrift en je boek Nederlands
Stap 3: Noteer het ontbrekende woord op de stippellijn: Mijn vriend en ik moesten beide vroeg uit bed .... we allebei naar het werk moesten
Slide 1 - Tekstslide
Wat ga je doen?
Leerdoel: Ik kan de nevenschikkende en onderschikkende voegwoorden benoemen in een zin.
Hoe bereik je dit doel?
Nakijken huiswerk via bord
Wat weten jullie nog van de voegwoorden
Filmpje?
Huiswerk: opdr. 1, 2, 4 en 5
Slide 2 - Tekstslide
Nakijken huiswerk telwoorden
Slide 3 - Tekstslide
Noem alle nevenschikkende voegwoorden
Slide 4 - Open vraag
Nevenschikkend voegwoord
En
Maar
Want
Of
Dus
Wanneer is een zin nevenschikkend: De zinsvolgorde is zowel voor als na het voegwoord hetzelfde.
Slide 5 - Tekstslide
Onderschikkend voegwoord
Onderschikkende voegwoorden: Verbinden een zin meestal met een hoofzin en een bijzin.
Voorbeelden: als, toen, terwijl, dan, dat, doordat, hoewel, mits, nadat, omdat, opdat, tenzij, voordat, zodra en zodat.
Slide 6 - Tekstslide
Filmpje via Nieuw Nederlands
Slide 7 - Tekstslide
Benoem alle voegwoorden en benoem ze: nevenschikkend voegwoord of onderschikkend voegwoord Als je je niet vergist in de eindtijd, kunnen we straks wel per trein naar huis. Voorbeeld: in: onderschikkend voegwoord
Slide 8 - Open vraag
Benoem alle voegwoorden en benoem ze: nevenschikkend voegwoord of onderschikkend voegwoord: Had Helène ons betrapt toen we haar iPad pikten?
Slide 9 - Open vraag
Aan de slag
Maken: Opdracht 1, 2, 4 en 5 blz.
Leren: alle theorie
Noteer alle vragen die je hebt: Morgen ga ik alles nog één keer uitleggen.