3h1 blokuur laatste les H5, start taaltoetsboekje (tussen-n samenstellingen)

Vandaag...
  • Opdracht 4 bespreken (blz. 149-151, Lezen h5)
  • Samenstellingen, tussen-s en tussen-n
    (groente(n)soep? station(s)chef?
  • Zelf oefenen met werkwoordspelling
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 35 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Vandaag...
  • Opdracht 4 bespreken (blz. 149-151, Lezen h5)
  • Samenstellingen, tussen-s en tussen-n
    (groente(n)soep? station(s)chef?
  • Zelf oefenen met werkwoordspelling

Slide 1 - Tekstslide

Taaltoets einde van het jaar
  1. Werkwoordspelling
  2. Spelling: meervoud van zelfstandig naamwoorden
    Spelling: samenstellingen
  3. Grammatica zinsdelen en bijzinnen benoemen
  4. Grammatica woordsoorten
  5. Formuleren: samentrekkingen
    Formuleren: incongruentie

Slide 2 - Tekstslide

Opdracht 4, blz. 149
  1. angst voor de natuur / angst voor alles wat met de natuur te maken heeft
  2. eigen antwoord
  • mijden (al. 2): uit de weg gaan; ontwijken
  • gerelateerde (al. 3): verwante; verbonden
  • grootsheid (al. 3): indrukwekkendheid
  • subtieler (al. 4): minder opvallend
  • ligt ten grondslag aan (al. 5): is de basis van
  • fobie (al. 5): angst
  • steekt de kop op (al. 8): wordt merkbaar; komt naar boven
  • confrontatie (al. 9): strijd
  • relativeren (al. 9): als betrekkelijk ervaren; zien als iets wat minder erg is dan iets anders

Slide 3 - Tekstslide

Opdracht 4, blz. 149
  • 4 probleemstelling – In deze alinea wordt duidelijk over welk probleem de tekst gaat.
  • 5
    (1) angst voor dieren/insecten, zoals vogels of wespen;
    (2) angst voor weersomstandigheden, zoals sneeuw (en dus gladheid) en storm;
    (3) angst voor de grootsheid van de natuur, zoals hoge bergen of uitgestrekte vlakten
    (angst voor bomen hoort hier niet bij; in de tekst staat dat Van den Berg ‘weleens’ iemand behandeld had met angst voor bomen, maar dat kun je geen groep noemen – eventueel zou je ‘angst voor bomen’ tot de derde categorie kunnen rekenen)
  • 6 (1) via ‘besmetting’ door de ouders; (2) door een schrikervaring; (3) door een idee van buitenaf dat zich vastzet in je hoofd

Slide 4 - Tekstslide

Opdracht 4, blz. 149
  • 7 oorzaak – In deze drie alinea’s wordt beschreven hoe een angst kan ontstaan.
  • 8 gevolg – In deze alinea wordt beschreven wat voor consequenties een angst voor iemand kan hebben.

Slide 5 - Tekstslide

opdracht 4
9

Slide 6 - Tekstslide

opdracht 4
9
Natuurangst zit bij de mens ingebakken.

Slide 7 - Tekstslide

opdracht 4
9
Natuurangst zit bij de mens ingebakken.
Natuurangst was voor onze voorvaderen al van belang. 

Slide 8 - Tekstslide

opdracht 4
9
Natuurangst zit bij de mens ingebakken.
Natuurangst was voor onze voorvaderen al van belang. 
Als iemand zei: kijk uit, een wild dier, dan moest je niet denken:
hm, heb jij wel gelijk? Dan moest je wegwezen.

Slide 9 - Tekstslide

opdracht 4
  • 10 (1) de confrontatie aangaan met datgene waarvoor je bang bent; (2) gesprekken voeren met een therapeut
  • 11 Naast
  • 12 oplossing – In deze alinea’s wordt beschreven welke mogelijkheden er zijn om van een fobie af te komen.

Slide 10 - Tekstslide

Taaltoets einde van het jaar
  1. Werkwoordspelling
  2. Spelling: meervoud van zelfstandig naamwoorden
    Spelling: samenstellingen
  3. Grammatica zinsdelen en bijzinnen benoemen
  4. Grammatica woordsoorten
  5. Formuleren: samentrekkingen
    Formuleren: incongruentie

Slide 11 - Tekstslide

Taaltoets einde van het jaar
  1. Werkwoordspelling
  2. Spelling: meervoud van zelfstandig naamwoorden
    Spelling: samenstellingen
  3. Grammatica zinsdelen en bijzinnen benoemen
  4. Grammatica woordsoorten
  5. Formuleren: samentrekkingen
    Formuleren: incongruentie

Slide 12 - Tekstslide

Spelling: tussenletters in samenstellingen

Slide 13 - Tekstslide

Hoe maak je een samenstelling? De Brug blz. 280
Huis + dier
Dier + dag
Rijst + vla
Tevredenheid + onderzoek



Slide 14 - Tekstslide

Hoe maak je een samenstelling?
Huis + dier                                         
Dier + dag
Rijst + vla
Tevredenheid + onderzoek


  • Huisdier
  • Dierendag
  • Rijstevlaai
  • Tevredenheidsonderzoek  

  • Tussen-s, tussen-e en tussen-en in samenstellingen.
    Maar wat zijn de regels? 


Slide 15 - Tekstslide

Hoe maak je een samenstelling?
Huis + dier                                         
Dier + dag
Rijst + vla
Tevredenheid + onderzoek


  • Huisdier
  • Dierendag
  • Rijstevlaai
  • Tevredenheidsonderzoek  

  • Tussen-s, tussen-e en tussen-en in samenstellingen.
    Maar wat zijn de regels? 


Want is het nou
groentesoep of groentensoep ?
stationchef of stationschef ?

Slide 16 - Tekstslide

Tussen-s
  1. Je schrijft de tussen-s als je hem hoort.
    Snelheidslimiet, landschapsarchitect
  2.  Als het tweede deel van de samenstelling met een s-klank begint, is de tussen-s lastig te horen: station + chef 
  3. Vervang dan het tweede deel en schrijf de -s- als je die in vergelijkbare samenstellingen hoort: stationschef, want station + klok > stationsklok
  4. Soms zijn twee manieren goed: tijd(s)verschil / voorbehoed(s)middel




Slide 17 - Tekstslide

Tussen-s
Ezelsbruggetje: 

  • station + chef > stationskroket, dus stationschef

  • keuken + schaar > keukenkroket, dus keukenschaar

  • liefde + scène > liefdeskroket, dus liefdesscène





Slide 18 - Tekstslide

Tussen-s
Maak uit je oefenboekje opdracht D op blz. 8
Deze kijken we zo na.

Klaar? Ga de werkwoordspelling herhalen. Op blz. 3 zie je waar je de theorie kunt vinden. Maak op blz. 4 opdracht A, B en C





Slide 19 - Tekstslide

Tussen-s
Opdracht D op blz. 8 nakijken

  • omgangsregeling
  • stadscentrum
  • eenmanszaak
  • bioscoopstoel
  • onweersbui






Slide 20 - Tekstslide

Tussen-s
Opdracht D op blz. 8 nakijken

  • beroepsspeler
  • staatssteun
  • gevoelstemperatuur
  • passagiersschip
  • proteststem
    Ga verder met werkwoordspelling blz. 4 opdracht A, B en C






Slide 21 - Tekstslide

Tussen -en of -e

In deze gevallen schrijf je een tussen-e:
  • als het linkerdeel geen zelfstandig naamwoord is
  • Wel een zn: gekkenhuis, beestenbende, spinnenweb
  • Geen zn: spinnewiel (want linkerdeel=werkwoord) 
                    rodekool (want linkerdeel=bijvoeglijk naamwoord)
  • als het linkerdeel een meervoud op -s (of -s en -n) heeft (of geen mv)
  • Rijstevla (rijst heeft geen meervoud) 
  • secondewijzer (secondes) groentesoep (groentes)

Slide 22 - Tekstslide

Tussen-en of -e
(Zie het schema bij de theorie in de methode )
In deze gevallen schrijf je een tussen-e:
  1. als er van het linkerdeel maar één in zijn soort is
    zon, maan, hel, koningin
    zonnebril, maneschijn, hellevuur, koninginnedag
  2. als het linkerdeel een bijvoeglijk naamwoord versterkt
    beresterk, stekeblind, reuzeleuk
  3. als een van de delen niet (meer) herkenbaar is als los woord
    elleboog, klerelijer, bolleboos, apegapen, dageraad, bakkebaard

Slide 23 - Tekstslide

Tussen-s
Maak uit je oefenboekje opdracht C en E op blz. 8
Deze kijken we zo na.

Klaar? Ga de werkwoordspelling herhalen. Op blz. 3 zie je waar je de theorie kunt vinden. Maak op blz. 4 opdracht A, B en C.





Slide 24 - Tekstslide

Tussen-n
Opdracht C
  1. juist
  2. juist (werkwoord)
  3. onjuist (ook een meervoud op -s > groentes)
  4. onjuist (er is maar één zon)
  5. juist
  6. onjuist ('bere' versterkt hier het bijvoeglijk naamwoord 'sterk')
    (reuzeleuk)

Slide 25 - Tekstslide

Tussen-n
Opdracht E
  1. zwijnenstal
  2. groentesoep
  3. bereleuk
  4. spinnenweb
  5. tarwebrood

Slide 26 - Tekstslide

Tussen-n
Opdracht E
  • koekenpan
  • zonnesteek
  • berenhol
  • 9 geboortekaartje
  • 10 invalidenplaats

Slide 27 - Tekstslide

Werkwoordspelling A, blz. 4
  • 1. red
  • 2. vermelde
  • 3. richten
  • 4. houdt, juichend
  • 5. vergrootte
  • 6. Wordt, vernieuwd
  • 7. Bevrijdt/bevrijdde
  • 8. Zoeken

Slide 28 - Tekstslide

Werkwoordspelling B, blz. 4
  • 1. vlogt
  • 2. vlogden
  • 3. gevlogd
  • 4. carpoolde
  • 5. copywritet
  • dartte
  • 6. gedisplayd
  • 7. aquarobict
  • 8. dunkte

Slide 29 - Tekstslide

Werkwoordspelling B, blz. 4
  • 1. raad
  • 2. bevrijdt
  • 3. kleed
  • 4. brandt
  • 5. Rijd
  • 6. spoedt, verbindt
  • 7. Verraad, wordt
  • 8. aanvaardt, vertrouwen
  • 9. Vermoed, uitbreidt


Slide 30 - Tekstslide

Huiswerk

Slide 31 - Tekstslide

Opdracht 1 nakijken

  • Tekst 2: 
  • A aanbeveling
  • Tekst 3: 
  • D Uitwerking
  • Tekst 4: 
  • B Probleemstelling
  • Tekst 5: 
  • E Verklaring







Slide 32 - Tekstslide

Kahoot

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Link

Boekopdracht inzien
Het was weer leuk om te lezen!
i = interpunctiefout
s = spelfout
f = formuleerfout of zin die niet goed loopt

Zie verder het ingevulde beoordelingsblad

Blijf op je eigen plaats zitten, na eventuele vragen, haal ik de opdrachten weer op. Tijd over? Gebruik die om te leren!

Slide 35 - Tekstslide