AGAA C1 week 1: werken in de apotheek

1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
Geneesmiddelkennis ApothekersassistentenMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
Aan het eind van de les weet je:

  • Wat volgens de Wet een apotheek is;
  • Wie volgens de Wet mogen werken in de apotheek en wat de bevoegdheden zijn;
  • Wie volgens de Wet een recept voor een geneesmiddel mogen uitschrijven;
  • Wat volgens de Wet een recept is;
  • Wat volgens de Wet een geneesmiddel is;
  • Wie volgens de Wet welke geneesmiddelen mogen bereiden (maken), op voorraad mogen houden en afleveren (verkopen);

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen
Aan het eind van de les kan je aan iemand uitleggen die niets weet van een apotheek, geneesmiddelen en recepten:

  • Het verschil tussen een apotheek en een gewone winkel;
  • Wie er in de apotheek werken en wat ze mogen doen;
  • Wie een geneesmiddel mag voorschrijven;
  • Wat het verschil een tussen een geneesmiddel en een niet - geneesmiddel;
  • Waar je welke geneesmiddelen kan kopen of krijgen;

Slide 3 - Tekstslide

Wat is volgens jou een apotheek?

Slide 4 - Open vraag

Welke soorten apotheken ken je?

Slide 5 - Open vraag

Wat is een recept?

Slide 6 - Open vraag

Wie mogen een recept uitschrijven?

Slide 7 - Open vraag

Wie van de voorschrijvers uit de vorige vraag is volledig bevoegd? D.w.z mag alle geneesmiddelen voor mensen voorschrijven?
A
arts
B
dierenarts
C
tandarts
D
verloskundige

Slide 8 - Quizvraag

Wie mogen geneesmiddelen bereiden en afleveren?

Slide 9 - Open vraag

Wie van de in de vorige dia genoemde dia mag dat zelfstandig en voor iedereen doen?
A
apotheekhoudend huisarts
B
apotheker
C
apothekersassistent
D
drogist

Slide 10 - Quizvraag

Wat is volgens jou een geneesmiddel?

Slide 11 - Open vraag

Wie registreert een geneesmiddel in Nederland?
A
Adviesraad van het Zorginstituut Nederland
B
College ter Beoordeling van Geneesmiddelen
C
Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd
D
Ministerie van Volksgezondheid Welzijn en Samenleving

Slide 12 - Quizvraag

Wie bepaalt of een geneesmiddel vergoed wordt uit de basisverzekering?
A
Adviesraad van het Zorginstituut Nederland
B
College ter Beoordeling van Geneesmiddelen
C
Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd
D
Ministerie van Volksgezondheid Welzijn en Samenleving

Slide 13 - Quizvraag

Aan welke drie voorwaarden moet een stof voldoen om geregistreerd te worden als geneesmiddel?

Slide 14 - Open vraag

Wie bepaalt waar een geneesmiddel verkocht mag worden?
A
Adviesraad van het Zorginstituut Nederland
B
College ter Beoordeling van Geneesmiddelen
C
Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd
D
Ministerie van Volksgezondheid Welzijn en Samenleving

Slide 15 - Quizvraag

Het CBG bepaalt onder welke voorwaarden een geneesmiddel verkrijgbaar is. Welke vier ken je?

Slide 16 - Open vraag

Een geneesmiddel heeft als kenmerk: UAD. Je kan dit kopen of krijgen bij
A
de apotheek, uitsluitend met een recept
B
alleen bij de apotheek te koop
C
alleen bij de apotheek of drogisterij te koop
D
bij apotheek, drogisterij en andere winkels te koop

Slide 17 - Quizvraag