11-2, 3: Bijwoordelijke bepaling en dubbele punt/aanhalingstekens

Welkom!
Neem blz. 212 alvast voor je.
Laat de iPad in je tas.
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Welkom!
Neem blz. 212 alvast voor je.
Laat de iPad in je tas.

Slide 1 - Tekstslide

Terugblik

Slide 2 - Tekstslide

Doel
Aan het eind van de les kun je bijwoordelijke bepalingen vinden in een zin.
(blz. 212)

Slide 3 - Tekstslide

Een bijwoordelijke bepaling
  • Eerst benoem je de: persoonsvorm, onderwerp, gezegde, lijdend voorwerp, meewerkend voorwerp. 
  • Wat overblijft is meestal de bijwoordelijke bepaling (bwb). 
  • Een bijwoordelijke bepaling geeft antwoord op vragen als  wanneer, waar, waarmee, hoe, door wie, met wie enzovoort.

Slide 4 - Tekstslide

Zinsdelen
Bekijk de volgende zin:
Ik loop. 

Dit is een complete zin met een onderwerp, een persoonsvorm en een gezegde. 
Je kunt deze korte zin aanvullen met allerlei andere zinsdelen:
Ik loop op dinsdagmorgen met mijn moeder van de markt via de Bergstraat naar de parkeerplaats.
Ontleed deze zin in je aantekeningenschrift:
- Schrijf de zin over.
- Zet strepen en benoem de zinsdelen die je kent. 

Slide 5 - Tekstslide

Zinsdelen

Ik/ loop/ op dinsdagmorgen/ met mijn moeder/ van de markt /via de Bergstraat/ naar de parkeerplaats.

Slide 6 - Tekstslide

Hij fietste naar het sportveld.
De bijwoordelijke bepaling is:

Slide 7 - Open vraag

Ik vertel het volgende week.
De bijwoordelijke bepaling is:

Slide 8 - Open vraag

Met zijn zakmes sneed hij het brood.
De bijwoordelijke bepaling is:

Slide 9 - Open vraag

Ik ga met mijn vriendje naar de bioscoop.
De bijwoordelijke bepaling is:

Slide 10 - Open vraag

Een bijwoordelijke bepaling
In één zin kunnen meerdere bijwoordelijke bepalingen voorkomen:

Er / woonden/ eens /een man en een vrouw /arm maar gelukkig 

/samen met hun twee kinderen/ in een donker bos.
bwb
bwb
bwb
bwb

Slide 11 - Tekstslide

Ober, breng mij eens een glas water, alsjeblieft.
Mij =
A
een bijwoordelijke bepaling
B
een meewerkend voorwerp
C
een lijdend voorwerp
D
een onderwerp

Slide 12 - Quizvraag

Verander toch eens iets aan die haren van je !
aan die haren van je =
A
een bijwoordelijke bepaling
B
een meewerkend voorwerp
C
een onderwerp
D
een lijdend voorwerp

Slide 13 - Quizvraag

Aan jou kan ik geen geheim vertellen.
Aan jou =
A
een bijwoordelijke bepaling
B
een meewerkend voorwerp
C
een onderwerp
D
een lijdend voorwerp

Slide 14 - Quizvraag

Ik zal de anderen heus niets vertellen.

de anderen =
A
een bijwoordelijke bepaling
B
een meewerkend voorwerp
C
een lijdend voorwerp
D
een onderwerp

Slide 15 - Quizvraag


Bevat deze zin een bijwoordelijke bepaling?
De oppas wachtte op het schoolplein op haar oppaskinderen.
A
Nee, de zin bevat geen bijwoordelijke bepaling.
B
Ja, de zin bevat één bijwoordelijke bepaling.
C
Ja, de zin bevat twee bijwoordelijke bepalingen.

Slide 16 - Quizvraag

Het verschil tussen zinsdelen benoemen en woordsoorten benoemen is dat je bij zinsontleden....

Slide 17 - Open vraag

Slide 18 - Tekstslide

Kan je dit nu:
Bijwoordelijke bepalingen vinden in een zin.

Slide 19 - Tekstslide

Maken/huiswerk
Blz. 212: 
Opdracht 2 t/m 5.

Slide 20 - Tekstslide

Les 2

Slide 21 - Tekstslide

Blz. 232
Dubbele punt en aanhalingstekens

Slide 22 - Tekstslide

Lesdoel
Aan het eind van de les kun je aanhalingstekens en dubbele punten op de juiste manier gebruiken.

Slide 23 - Tekstslide

Dubbele punt 
Wanneer gebruik je een dubbele punt? 

Slide 24 - Tekstslide

Dubbele punt ( : )
Je zet een dubbele punt in een zin als je iets aankondigt.
Met een dubbele punt kun je ook een citaat aankondigen.
Je zet een dubbele punt ook voor een opsomming.



Slide 25 - Tekstslide

dubbele punt
Je gebruikt de dubbele punt bij...
bijvoorbeeld
een gedachte (let op, geen aanhalingstekens en hoofdletter!)
Elsa dacht: wat is wiskunde toch een interessant vak.
een citaat (de directe rede)
Peter zei: 'Wat is Nederlands toch een interessant vak!'
een opsomming
Ik vind de volgende vakken interessant: Frans, wiskunde en geschiedenis.
een uitleg of toelichting
Geschiedenis vind ik interessant: je leert ontzettend veel verschillende dingen.

Slide 26 - Tekstslide

Aanhalingstekens
Aanhalingsteken...
voorbeeld
Als je iemand citeert.
(letterlijk opschrijft wat iemand heeft gezegd)
De leraar zei: 'Pak allemaal je mobiel en stuur me een appje.'
LET OP! Je laatste aanhalingsteken kom het leesteken.
Als je een stukje van iemand anders letterlijk overneemt. 
In het verslag schreef de brugklasser 'Ik vond het brugklaskamp geweldig.'
Als je een woord speciale aandacht wilt geven. 
Hoe spel je 'coach' eigenlijk?

Slide 27 - Tekstslide

Directe en indirecte rede
Hoor  je iemand letterlijk praten? 
Gebruik aanhalingstekens

Hoor je iemand NIET letterlijk praten? 
Gebruik GEEN aanhalingstekens

Slide 28 - Tekstslide

Waar staan de aanhalingstekens goed?
A
'Dat heb ik niet gedaan!' riep Rixt.
B
'Dat heb ik niet gedaan! riep Rixt.'

Slide 29 - Quizvraag

Aanhalingstekens of geen aanhalingstekens?
A
Hij zei: "Ik ben cool."
B
Hij zei: Ik ben cool.

Slide 30 - Quizvraag

Aanhalingstekens of niet?
Joep zei: Ik ben moe!
A
Geen aanhalingstekens
B
Wel aanhalingstekens

Slide 31 - Quizvraag


In welke zin staan de aanhalingstekens ('...') goed?
A
'Ik lust wel een stukje chocola bij de koffie, zei grootmoeder.'
B
'Ik lust wel een stukje chocola bij de koffie', zei grootmoeder.
C
'Ik lust wel een stukje chocola bij de koffie, 'zei grootmoeder.
D
Ik lust wel een stukje chocola bij de koffie, 'zei grootmoeder.'

Slide 32 - Quizvraag

Waar staan de aanhalingstekens goed?
A
Sabine zei: 'Ik heb mijn huiswerk af.'
B
Sabine zei ': Ik heb mijn huiswerk af.'
C
'Sabine zei: Ik heb mijn huiswerk af.'
D
Sabine zei: 'Ik heb mijn huiswerk af'.

Slide 33 - Quizvraag

Lukt dit nu?
Aan het eind van de les kun je aanhalingstekens en dubbele punten op de juiste manier gebruiken.

Slide 34 - Tekstslide

Maken/huiswerk
Blz. 212 opdracht 2 t/m 5.
Blz. 232 opdracht 1 t/m 5.

Slide 35 - Tekstslide

Lukt dit nu?
Aan het eind van de les kun je aanhalingstekens en dubbele punten op de juiste manier gebruiken.

Slide 36 - Tekstslide