kan je één modaal hulpwerkwoord voor alle persoonlijke voornaamwoorden benoemen, doordat je opdrachten maakt.
Slide 5 - Tekstslide
SO woensdag 8 december
De samenvatting staat als bijlage bij de toets in SOM
Slide 6 - Tekstslide
Wiederholung modalverben
Wat betekent dürfen?
Wat betekent können?
Wat betekent mögen?
Slide 7 - Tekstslide
Teken een schema met 4 kolommen en 8 rijen
Slide 8 - Tekstslide
Neem het schema over en vul de ontbrekende vormen in. Hulp op bladzijde 12
timer
5:00
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Tekstslide
Noem de rijtjes
Slide 11 - Tekstslide
Schreibe die Wörter: erst Niederländisch und danach die
übersetzung. Let op de hoofdletters!
skiën
tegen
badminton spelen
trots
het meer
schaatsen
ongeveer
voetbal spelen
de cursus
misschien
zwemmen
de plaats
de vakantie
jammer
verstaan
dansen
Ski fahren
gegen
Federball spielen
stolz
der See
eislaufen
etwa
Fußball spielen
der Kurs
vielleicht
schwimmen
der Platz
die Ferien
schade
verstehen
tanzen
timer
6:00
Slide 12 - Tekstslide
Selbständig arbeiten
Wat:Na klar online
4.1: Test jezelf + woordtrainer
4.2: Test jezelf + woordtrainer
4.3: Test jezelf + woordtrainer
versterk jezelf
Hulp:
Grammatica A: modale hulpwerkwoorden op bladzijde 12
Grammatica B: het voltooid deelwoord op bladzijde 18
woordjes op bladzijde 44/45
Hoe: De eerste 10 minuten niet praten en geen vragen, daarna fluisterend overleggen en vragen stellen.
Klaar: Bekijk de samenvatting in SOM. Schrijf het schema van haben en sein op bladzijde 143 over of schrijf de woordjes van Lektion 1, 2, 3 op bladzijde 44-45. NL-DU en DU-NL
timer
6:00
timer
5:00
Slide 13 - Tekstslide
Was hast du heute gelernt?
dürfen, können, mögen
Slide 14 - Tekstslide
Hausaufgaben
Lernen: Leer de samenvatting. Schrijf op wat je lastig vindt. Dan kunnen we dat morgen bespreken.