Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
taalquiz NT2 A2-B1
Welkom bij de lessen Nederlands
Zorg dat je licenties geregeld zijn
Zorg met elkaar voor een prettige sfeer
We gaan na deze les vooral in kleine groepjes werken.
Ik maak een groepsapp aan voor Nederlands in team. Daar kan je me ook bereiken
Gerard Kooistra
1 / 35
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Nederlands
MBO
Studiejaar 1
In deze les zitten
35 slides
, met
interactieve quizzen
en
tekstslide
.
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Welkom bij de lessen Nederlands
Zorg dat je licenties geregeld zijn
Zorg met elkaar voor een prettige sfeer
We gaan na deze les vooral in kleine groepjes werken.
Ik maak een groepsapp aan voor Nederlands in team. Daar kan je me ook bereiken
Gerard Kooistra
Slide 1 - Tekstslide
Wat vind je het vak Nederlands?
Slide 2 - Open vraag
Wat zou jezelf aan je Nederlands willen verbeteren?
Slide 3 - Open vraag
Wat wil je met het oog op de toekomst vooral willen leren?
Slide 4 - Open vraag
Welke tip heb je voor de docent Nederlands
Slide 5 - Open vraag
vraag 1: grammatica
Welke zin is helemaal goed?
A
Ik heb heel hard geniesd.
B
Ik ben gisteren verhuist.
C
Ik heb een verhaal vertelt.
D
Ik heb ziek geweest.
Slide 6 - Quizvraag
vraag 2: grammatica
In welke zin staan GEEN zelfstandige naamwoorden?
A
De vliegen vliegen achter vliegen aan.
B
De reiziger zal met de trein gaan reizen.
C
In de mediatheek staan veel computers.
D
Misschien moeten wij verhuizen.
Slide 7 - Quizvraag
vraag 3: grammatica
Wat past in de zin?
Ik heb deze week .............. gelezen.
A
de mooie boek
B
het mooi boek
C
een mooie boek
D
een mooi boek
Slide 8 - Quizvraag
vraag 4: woordenschat
Hoe noem je een ander woord met (bijna) dezelfde betekenis?
A
gezegde
B
synoniem
C
alinea
D
afbeelding
Slide 9 - Quizvraag
vraag 5: woordenschat
Wat is een voorbeeld van twee synoniemen?
A
groot en groter
B
viool en trompet
C
stuk en kapot
D
dag en nacht
Slide 10 - Quizvraag
vraag 6: spelling
Welk woord is GOED geschreven?
A
ergenis
B
intervieuw
C
soliciteren
D
onmiddellijk
Slide 11 - Quizvraag
vraag 7: spelling
Welk woord is GOED geschreven?
A
interresant
B
portomonnee
C
encyclopedie
D
explozie
Slide 12 - Quizvraag
vraag 8: spelling
Welk woord is FOUT geschreven?
A
pyjama
B
interessant
C
agressief
D
burgermeester
Slide 13 - Quizvraag
vraag 9 : spelling
Welk woord is FOUT geschreven?
A
appartement
B
raport
C
bodem
D
plafond
Slide 14 - Quizvraag
Vraag 10: woordenschat
Wat betekent
overdreven
?
A
Te weinig. Minder dan nodig is.
B
Te veel of te erg. Meer dan nodig is.
C
Iets dat op het water blijft drijven.
D
Heel voorzichtig en precies.
Slide 15 - Quizvraag
vraag 11: woordenschat
Wat betekent
uitgestorven
?
A
Wanneer een soort plant/dier niet meer bestaat.
B
Wanneer er heel veel soorten van een plant of dier zijn.
C
Wanneer je hond dood gegaan is.
D
Wanneer iets niet meer te koop is.
Slide 16 - Quizvraag
vraag 12: woordenschat
Wat betekent belemmeren?
A
verhinderen
B
zeuren
C
remmen
D
jaloers zijn
Slide 17 - Quizvraag
vraag 13: werkwoordspelling
Morgen ... (presenteren) Remco de resultaten van zijn onderzoek
A
presenteert
B
presenteerd
C
presenteerdt
D
presenteer
Slide 18 - Quizvraag
vraag 14: werkwoordspelling
(worden) ... je vader boos als je een onvoldoende haalt?
A
word
B
wordt
Slide 19 - Quizvraag
Vraag 15: werkwoordspelling
(beantwoorden)...je die vraag wel goed?
A
Beantwoort
B
beantwoor
C
beantwoord
D
beantwoordt
Slide 20 - Quizvraag
vraag 16: een uitdrukking
Zo gezond als een ...
A
vis
B
hond
C
kip
D
pauw
Slide 21 - Quizvraag
vraag 17: een uitdrukking
Zo trots als een ....
A
hond
B
kat
C
pauw
D
kip
Slide 22 - Quizvraag
vraag 18: een uitdrukking
Naast zijn ........ lopen
A
laarzen
B
schoenen
C
sloffen
D
fiets
Slide 23 - Quizvraag
vraag 19: een uitdrukking
Wat betekent 'Aan de slag gaan'
A
linksaf slaan
B
een andere richting nemen
C
het werk afmaken
D
met het werk beginnen
Slide 24 - Quizvraag
vraag 20: voorzetsels
Die vrouw komt niet in
aanmerking ....... hulp
A
van
B
voor
C
om
D
over
Slide 25 - Quizvraag
vraag 21: voorzetsels
Heb jij interesse ...... die nieuwe fiets?
A
voor
B
op
C
aan
D
in
Slide 26 - Quizvraag
vraag 22: voorzetsels
Hij moest erg lachen .... die grappige filmpjes
A
over
B
met
C
om
D
tegen
Slide 27 - Quizvraag
vraag 23: voorzetsels
Ben jij wel geschikt ...... dit beroep?
A
voor
B
als
C
met
D
over
Slide 28 - Quizvraag
vraag 24: lidwoorden
Wat is fout?
A
de paard
B
de fles
C
de ring
D
de kast
Slide 29 - Quizvraag
vraag 25: lidwoorden
Wat is fout?
A
het glas
B
het pak
C
het konijn
D
het vogel
Slide 30 - Quizvraag
vraag 26: lidwoorden
Wat is fout?
A
de hoofdstuk
B
de machine
C
de fotograaf
D
de school
Slide 31 - Quizvraag
vraag 27: lidwoorden
Wat is fout?
A
het programma
B
het dier
C
het afspraak
D
het bureau
Slide 32 - Quizvraag
vraag 28: meervoud
wat is fout?
A
programma's
B
televisie's
C
winkels
D
mango's
Slide 33 - Quizvraag
vraag 29: meervoud
wat is fout?
A
dagen
B
weken
C
maanden
D
jaaren
Slide 34 - Quizvraag
vraag 30: meervoud
wat is fout?
A
cadeaus
B
douches
C
theoriën
D
sauzen
Slide 35 - Quizvraag
Meer lessen zoals deze
taalquiz NT2 A2-B1
Juni 2020
- Les met
30 slides
MBO
taalquiz NT2 A2-B1
6 dagen geleden
- Les met
30 slides
MBO
Middelbare school
Leerjaar 3
taalquiz NT2 A2-B1
Juni 2022
- Les met
37 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 2
quiz december 2024
December 2023
- Les met
46 slides
NT2
ISK
taalquiz NT2 A2-B1
Mei 2023
- Les met
19 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 2
taalquiz
Februari 2024
- Les met
41 slides
NT2
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 1
taalquiz NT2
Maart 2023
- Les met
44 slides
NT2
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 1
Les 1 NE X
September 2021
- Les met
40 slides
ANT2+
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1-3