Persoonsvorm

• Nederlands
• Voortgezet speciaal onderwijs
• Leerroute 3

Geef jij nu de goede antwoorden?

1. geef
2. jij
3. de
4. goede antwoorden

Hoe vind ik de persoonsvorm?

1. Verander de zin van tijd

De hond loopt naar zijn hok.

De hond liep naar zijn hok.

Persoonsvorm

Hoe vind ik de persoonsvorm?

2. Zet de zin van enkelvoud naar meervoud (of andersom).

De hond loopt naar zijn hok.

De honden lopen naar de hokken.

Hoe vind  ik de persoonsvorm?

3. Maak er een vraagzin van.

De hond loopt naar zijn hok.

Loopt de hond naar zijn hok?

Wat lijkt jou de gemakkelijkste manier om de persoonsvorm te vinden?

1. veranderen van tijd
2. maak er een vraagzin van
3. verander van enkelvoud naar meervoud (en andersom)

De vogels vliegen door de lucht.

1. de vogels
2. vliegen
3. door
4. de lucht

Mam bakt een brood.

1. bakt
2. mam
3. een brood

Hij vindt het leuk om met water te spelen.

1. spelen
2. water
3. hij
4. vindt

Vanavond kijken we een film.

1. vanavond
2. we
3. kijken
4. een film

De jongen heeft een gebroken been.

1. de jongen
2. heeft
3. een
4. gebroken been

Fred heeft een appel gegeten

1. heeft gegeten
2. een appel
3. Fred
4. heeft

Door veel te oefenen word je steeds beter.

1. oefenen
2. je
3. word
4. beter

Oefenen

De kinderen hebben vandaag weer veel geleerd.

1. hebben geleerd
2. geleerd
3. de kinderen
4. hebben

Senna stortte gisteren al zijn kennis op het werkblad.

1. Senna
2. stortte
3. gisteren
4. het werkblad

Morgen bekijk ik het YouTube filmpje.

1. YouTube filmpje
2. morgen
3. ik
4. bekijk

Clay vergezelt Senna vandaag tijdens het maken van het filmpje.

1. Clay
2. Senna
3. vergezelt
4. maken

Hebben jullie goed opgelet?

1. hebben
2. jullie
3. goed
4. opgelet

Hoe vind ik de persoonsvorm?

2. Zet de zin van enkelvoud naar meervoud (of andersom).

De hond loopt naar zijn hok.

De honden lopen naar de hokken.

De kruimels van het opgegeten koekje liggen op de grond.

1. opgegeten
2. liggen
3. de kruimels
4. koekje