Spelling H1 Les 1

Vandaag...


- Nakijken opdracht 1, 3 en 4, blz. 36 en 37
- Herhalen spellingregels, blz. 32: pak je laptop!
- Huiswerk dinsdag: m. opdracht 2, 4, 5 (blz. 33)



1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Vandaag...


- Nakijken opdracht 1, 3 en 4, blz. 36 en 37
- Herhalen spellingregels, blz. 32: pak je laptop!
- Huiswerk dinsdag: m. opdracht 2, 4, 5 (blz. 33)



Slide 1 - Tekstslide

Nakijken


Opdracht 1

Op sommige momenten is het lastiger (1) dan (i.p.v. als) op andere om je mobieltje te bedienen. Op de fiets kun je (2) het (i.p.v. hem) niet gebruiken, (3) want (i.p.v. omdat) dan heb je je handen aan het stuur, (4) dat (i.p.v. die) je goed moet vasthouden. In bad – met natte vingers – is het al net zo moeilijk (5) als (i.p.v. dan) op de fiets. Er is een oplossing voor (6) dit (i.p.v. deze) probleem. Designer Dominic Wilcox heeft een kunstneus ontworpen (7) waarmee (i.p.v. met wie) hij alle handelingen op zijn telefoon kan blijven doen. Ben jij net zo handig als (8) hij (i.p.v. hem)?





Opdracht 2
begaafd – begaafder – begaafdst (meest begaafd)
braaf – braver – braafst
goed – beter – best
triest – triester – meest triest
veel – meer – meest 
ver – verder – verst
vies – viezer – viest
weinig – minder – minst   





Opdracht 3
1 als jij
2 dan
3 als hij 
4 dan, dwaast
5 dan wij
6 liever dan
7 dan, duurst 
8 als ik 
9 als 

Opdracht 4 
1 wat 
2 die, die
3 zijn 
4 ze 
5 waarvan 
6 het 
7 wat, haar 
8 die / met wie

Slide 2 - Tekstslide

Hoofdletters en leestekens

Je gebruikt een hoofdletter:
  • aan het begin van een zin: Mijn teamgenoot is een kei in smashen.

  • bij namen: Toon verbraak, Noord-Brabant, Kinderdagverblijf 't Boemeltje, Oosterplas, Stationsplein, Europese Unie, Marskramer.

! Let op: tussenvoegsels, zoals de, van of van de schrijf je zonder hoofdletter als de voornaam of voorletter ervoor staat. Als de voornaam of voorletter ontbreekt, krijgt het eerste tussenvoegsel een hoofdletter: Ans van der Meer, mevrouw A.J. van der Meer, mevrouw Van der Meer.

  • bij woorden die van aardrijkskundige namen zijn afgeleid: Groningse, Spaans, Zuid-Afrikaanse.
    Geen hoofdleter krijgen de namen van dagen, maanden, seizoenen en winstreken: vrijdag, november, herfst, westen.

Slide 3 - Tekstslide

Hoofdletters en leestekens

Zo gebruik je leestekens:
  • je eindigt een zin met een punt, een vraagteken of een uitroepteken:
    - een punt komt na een gewone zin: Mijn buurmeisje zingt in een band.
    - Een vraagteken zet je na een vraag: Wat is hun repertoire?
    - Met een uitroepteken geef je een zin extra nadruk: Dat is fantastisch!

  • Een komma gebruik je:
    - tussen twee persoonsvormen: Als Elena wint, mag ze door naar de finale.
    - voor verbindingswoorden (voegwoorden) als doordat, maar, omdat, terwijl voordat, want, zodat en zodra.

    Zet in het algemeen geen komma voor en en of.

Slide 4 - Tekstslide

Welke zin is correct geschreven,
lettend op leestekens en hoofdletters?
A
Piet zei: 'Wil je een pizza met vlees, vis of groente?'
B
Piet zei: 'Wil je een pizza met vlees, vis, groente?'
C
Piet zei: Wil je een pizza met vlees, vis of groente?
D
Piet zei 'Wil je een pizza met vlees, vis of groente?'

Slide 5 - Quizvraag

Welke zin is correct geschreven, lettend op leestekens en hoofdletters.
A
Jantje vroeg: 'Ga je mee?'
B
Jantje vroeg: 'Ga je mee'?
C
jantje vroeg: 'ga je mee'
D
Jantje vroeg: 'ga Je mee?'

Slide 6 - Quizvraag

Welke zin is correct geschreven,
lettend op leestekens en hoofdletters?
A
'S avonds ga ik laat naar bed, want ik kijk altijd eerst netflix.
B
'S avonds ga ik laat naar bed, want ik kijk altijd eerst Netflix.
C
's Avonds ga ik laat naar bed, want ik kijk altijd eerst netflix.
D
's Avonds ga ik laat naar bed, want ik kijk altijd eerst Netflix.

Slide 7 - Quizvraag

meervouden op -en

Slide 8 - Tekstslide

Meervouden op -en
Zo maak je meervouden op -en:
Zet -en achter het enkelvoud: taart --> taarten / fooi --> fooien / merk --> merken

Soms moet je ook:
  • de laatste letter verdubbelen: vlag --> vlaggen / blik --> blikken / bel --> bellen
  • een a, e, o of u weglaten: jaar --> jaren / steen --> stenen / boot --> boten
  • een -f veranderen in een -v: schijf --> schijven
  • een -s veranderen in een -z: muis --> muizen

Slide 9 - Tekstslide

Meervouden op -en

Zo maak je het meervoud van woorden op -ee of -ie
  • Als het enkelvoud eindigt op -ee, maak je het meervoud met -ën:
     idee --> ideeën / fee --> feeën / trofee --> trofeeën
  • Als het enkelvoud eindigt op -ie, maak je het meervoud met -ën of met -n. Dit is afhankelijk van de klemtoon:
    - als de klemtoon op -ie valt, dan voeg je -ën toe: theorie --> theorieën
    - als de klemtoon op een andere lettergreep valt, dan krijgt de laatste e een trema en voeg je       alleen -n toe: olie --> oliën

Slide 10 - Tekstslide

Welke meervouden zijn goed?
A
Vleermuisen, golven, appelbolen
B
Vleermuizen, golfen, appelbollen
C
Vleermuizen, golfen, appelbolen
D
Vleermuizen, golven, appelbollen

Slide 11 - Quizvraag

Noteer de juiste meervoudsvorm
A
handvatten
B
handvaten

Slide 12 - Quizvraag

Noteer de juiste meervoudsvorm
A
vlooien
B
vlooiën
C
vloën

Slide 13 - Quizvraag

Noteer de juiste meervoudsvorm
A
kievitten
B
kieviten

Slide 14 - Quizvraag

Noteer de juiste meervoudsvorm
A
gelegenheiden
B
gelegenheden

Slide 15 - Quizvraag

meervouden op -s

Slide 16 - Tekstslide

Meervouden op -s
Veel zelfstandige naamwoorden hebben een meervoud op -en, 
maar er zijn ook zelfstandige naamwoorden met een meervoud op -s.

Zo maak je een meervoud op -s:
  • Je schrijft een -s achter het enkelvoud:
     bezem --> bezems / café --> cafés / decoratie --> decoraties
  • Je schrijft -'s (apostrof +s) achter het enkelvoud:
    - bij woorden op a, i, o, u of y: pyjama --> pyjama's / kiwi --> kiwi's/ jojo --> jojo's
    - bij afkortingen: pc's, havo's, tv's, WK's

! Let op: bij woorden die eindigen op twee of drie klinkers die samen één klank vormen, schrijf je in het meervoud de -s aan het woord vast: milieu --> milieus  etui --> etuis
Maar: cavia --> cavia's / radio --> radio's want hier klinken de klinkers niet samen: ca-vi-a / ra-di-o

Slide 17 - Tekstslide

Meervoud -s of -'s
A
ballerina's
B
ballerinaas

Slide 18 - Quizvraag

Meervoud -s of -'s
A
garages
B
garage's

Slide 19 - Quizvraag

Meervoud -s of -'s
A
babys
B
baby's

Slide 20 - Quizvraag

Meervoud -s of -'s
A
dictees
B
dictee's

Slide 21 - Quizvraag

Bijvoeglijk naamwoord

Slide 22 - Tekstslide

Bijvoeglijk naamwoord
De meeste bijvoeglijk naamwoorden hebben een korte vorm en een lange vorm (met een -e):
mooi --> mooie / dof --> doffe / laag --> lage
Je zegt: Die tas is mooi. Dat is een mooie tas.

Manieren om de lange vorm van een bijvoeglijk naamwoord te maken:
  • Zet een -e achter het woord:
     klein --> kleine / sterk --> sterke / nieuw --> nieuwe
  • Verdubbel de laatste letter en zet een -e achter het woord:
     fris --> frisse / glad --> gladde
  • Haal een a, e, o of u weg en zet een -e achter het woord:
     traag --> trage / leeg --> lege / dood --> dode
  • Verander een -f in een -v of een -s in een -z en zet een -e achter het woord:
     lief --> lieve / naïef --> naïeve / grijs --> grijze

Slide 23 - Tekstslide

Bijvoeglijk naamwoord
Sommige bijvoeglijke naamwoorden schrijf je met een trema (twee puntjes boven een klinker): financieel --> financiële / industrieel --> industriële. Daarmee geef je aan dat bij die klinker een nieuwe lettergreep begint. Zo voorkom je dat het woord verkeerd wordt uitgesproken.

Stoffelijk bijvoeglijk naamwoorden zeggen van welk materiaal (welke stof) iets is gemaakt. Ze hebben maar één vorm en eindigen meestal op -en (een houten stoel, een zilveren ring), maar niet altijd (een nylon tas, een plastic tafel).


Slide 24 - Tekstslide

Deelwoord als bijvoeglijk naamwoord
Van voltooide deelwoorden en onvoltooide deelwoorden kun je een bijvoeglijk naamwoord maken.

  • Soms moet je een -e achter het woord zetten. Spel het bijvoeglijke naamwoord zo kort en eenvoudig mogelijk:
     
    passen --> gepast (vd) --> een gepast truitje /  passen --> passend (od) --> het passende (bn) kozijn
    verwoesten --> verwoest (vd) --> het verwoeste (bn) huis /  verwoesten --> verwoestend --> een verwoestend (bn) vuur
    verbranden --> verbrand (vd) --> de verbrande (bn) hand (zo kort mogelijk, dus niet verbrandde) 

  • Soms moet je voor de uitspraak -tt of -dd schrijven:
    - bezetten --> bezet (vd) --> een bezette (bn) stoel (niet bezeten)
    - bekladden --> beklad (vd) --> het bekladde (bn) behang (niet beklade)

! Let op: voltooide deelwoorden die op -en eindigen, veranderen niet als je ze als bijvoeglijk naamwoord gebruikt. 
Die -n blijft dus staan: verliezen --> verloren (vd) --> de verloren (bn) zoon

Slide 25 - Tekstslide

Wat zijn bijvoeglijk naamwoorden?
A
de, het , een
B
slimme, mooie, rode
C
fiets, boek, volleybal
D
lopen, werken, denken

Slide 26 - Quizvraag

Noteer de onvoltooid deelwoorden als
bijvoeglijk naamwoord:
gillen de .............................. vrouw

Slide 27 - Open vraag

Noteer de voltooid deelwoorden als
bijvoeglijk naamwoord:
afbranden het............................. huis

Slide 28 - Open vraag

Noteer de voltooid deelwoorden als
bijvoeglijk naamwoord:
verwachten de............................. post

Slide 29 - Open vraag

Noteer de voltooid deelwoorden als
bijvoeglijk naamwoord:
winnen de............................. wedstrijd

Slide 30 - Open vraag

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide

Evaluatieopdracht: 
Kies minimaal één van de onderstaande opdrachten.

- Schrijf één nieuw ding op dat je geleerd hebt. 

- Schrijf één ding op waar je beter in geworden bent.

- Schrijf één ding op waarbij je een ander hebt geholpen

timer
2:00

Slide 33 - Tekstslide