Quiz H4: Goed gemaakt?
1 / 26
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Wat is geen voorbeeld van maatschappelijke kosten
A
milieuvervuiling
B
werkgelegenheid
C
geluidsoverlast
Slide 2 - Quizvraag
Is de volgende bewering juist of onjuist:
Dienstverlenende bedrijven halen hun grondstoffen uit de natuur.
Dienstverlenende bedrijven halen hun grondstoffen uit de natuur.
A
onjuist
B
juist
Slide 3 - Quizvraag
Is de volgende bewering juist of onjuist:
Een agrarisch bedrijf kan goederen produceren
Een agrarisch bedrijf kan goederen produceren
A
Juist
B
Onjuist
Slide 4 - Quizvraag
Nieuwe kennis van de techniek en nieuwe uitvindingen noem je:
A
automatisering
B
mechanisatie
C
innovatie
D
technologie
Slide 5 - Quizvraag
Als een computer het werk van de administratie overneemt, heb je te maken met .....
A
Automatisering
B
Mechanisatie
C
Innovatie
D
Technologische ontwikkeling
Slide 6 - Quizvraag
Wat is een voorbeeld van duurzame productie? (MVO)
A
De nieuwe elektriciteitscentrale wordt gestookt met steenkool
B
Voor iedere boom die in dit bos wordt gekapt, wordt een nieuwe boom geplant
C
Ook als er 's avonds niemand meer is, blijven in dit bedrijf de lampen branden
D
Antwoord A+B+C zijn juist
Slide 7 - Quizvraag
Het maken van chips gebeurd in fasen. Zet de tekstblokken met de volgende productiefasen in de juiste volgorde.
1.
2.
3.
4.
5.
6.
De plakjes aardappel worden gebakken.
De aardappelen worden geoogst.
De aardappelen worden geschild
De chips worden ingepakt.
De chips krijgen een smaakje.
De aardappelen worden gesneden.
Slide 8 - Sleepvraag
Wat is een voorbeeld van investeren door een bedrijf?
A
aandelen kopen?
B
een fabrieksgebouw huren?
C
geld op een spaarrekening zetten?
D
productiemachines kopen?
Slide 9 - Quizvraag
Hoe noem je nieuwe kennis van de techniek en nieuwe uitvindingen.
A
Kennis ontwikkelingen
B
Uitvindingen
C
Technologische ontwikkelingen
Slide 10 - Quizvraag
Consumentenprijs =
A
inkoopprijs + btw
B
verkoopprijs + btw
C
omzet + btw
D
brutowinstopslag + inkoopprijs
Slide 11 - Quizvraag
Arbeidsproductiviteit = totale productie in een periode ÷ aantal werknemers
A
Juist
B
Onjuist
Slide 12 - Quizvraag
Bedrijven willen dat de arbeidsproductiviteit zo hoog mogelijk is.
A
juist
B
onjuist
Slide 13 - Quizvraag
Omzet= aantal goederen die je verkoopt in een bepaalde periode.
A
juist
B
onjuist
Slide 14 - Quizvraag
Verkoopprijs =
A
Inkoopprijs + brutowinstopslag
B
Inkoopprijs + btw
C
Brutowinstopslag + btw
D
btw + brutowinstopslag
Slide 15 - Quizvraag
Btw =
A
bedrijfskosten
B
bedrijf toegevoegde waarde
C
belasting toegevoegde waarde
Slide 16 - Quizvraag
Omzet =
A
afzet - verkoopprijs
B
verkoopprijs : afzet
C
afzet x verkoopprijs
Slide 17 - Quizvraag
Welke uitgaven is geen bedrijfkosten?
A
huur
B
btw
C
personeel loon
D
reclame
Slide 18 - Quizvraag
Wat is geen voorbeeld van bedrijfskosten?
A
Inkoopprijs goederen
B
transportkosten
C
verzekeringen
D
Huur
Slide 19 - Quizvraag
Scooterfabriek Vito levert
A
Goederen
B
Diensten
C
Goederen en diensten
Slide 20 - Quizvraag
Producten zijn er in de vorm van goederen en diensten.
Welke van de onderstaande eigenschappen hoort bij de vorm diensten?
Welke van de onderstaande eigenschappen hoort bij de vorm diensten?
A
diensten worden gemaakt, voordat ze worden verkocht
B
diensten kun je niet opslaan als voorraad
C
diensten kun je aanraken, ze zijn tastbaar
D
diensten worden in winkelschappen aangeboden
Slide 21 - Quizvraag
Wanneer bedrijven produceren met zo weinig mogelijk schade voor mensen en het milieu =
A
Recycling
B
Duurzaam produceren
C
Eco produceren
Slide 22 - Quizvraag
Computers nemen het werk van mensen over
A
Automatisering
B
Mechanisatie
Slide 23 - Quizvraag
Produceren gebeurt in een aantal stappen. Deze stappen heten productiefasen.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 24 - Quizvraag
Laatste vraag:
Welk land wordt volgens meneer Maas Europees kampioen voetballen?
Welk land wordt volgens meneer Maas Europees kampioen voetballen?
A
Engeland
B
Spanje
C
Italië
D
Denemarken
