oefentoets H5

• Aardrijkskunde
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 5

Oefentoets H5 

Herhaling Aarde

(klimaat en landschap)

Deze toets richt zich vooral op leerwerk. De meeste vragen testen of je de feiten/begrippen goed geleerd hebt.

Op de echte toets worden er meer toepassingsvragen gesteld.

Om die vragen te kunnen beantwoorden moet je juist de lesstof heel goed geleerd en begrepen hebben.

Bij het mondiaal windsysteem zijn er hoge en lage drukgebieden. Geef aan waar over het algemeen de hoge en waar de lage drukgebieden liggen. 

H = hoog luchtdrukgebied. L = laag luchtdrukgebied

H

H

H

H

L

L

L

Geef de 3 regels van de Wet van Buys Ballot

Hoe het het lage luchtdrukgebied rond de evenaar dat zich beweegt tussen de keerkringen?

Leg uit waardoor het wel/niet regent bij een laag luchtdrukgebied.

Leg uit waardoor het bij een hoog luchtdrukgebied droog is.

Leg uit hoe een passaat verschilt van een moesson.

Maak de zin af over temperatuur:
Hoe verder weg van de evenaar....

Maak de zin af over temperatuur:
Hoe hoger de hoogteligging...

Hoe beïnvloeden de zee de temperatuur als je het binnenland vergelijkt met een gebied dat aan zee ligt.

Wat is de juiste volgorde om te bepalen welke 1e letter van de Köppencode er hoort bij een klimaat?

Noteer alle soorten E en B klimaten die er zijn. De afkortingen (2 letters) en een korte uitleg erachter.

Welke 3 kleine letters kunnen er altijd achter een A, C of D klimaat? Geef ook de korte uitleg van de betekenis.

Welke vragen moet je jezelf stellen om te bepalen of een klimaat een D-klimaat is?

Bekijk de afbeelding.
Leg uit waardoor er in het
noorden van Australië een
natte en een droge tijd is.

Wat gebeurt er met de Intertropische convergentiezone tussen april en september? Ga in op de ligging in beide maanden.

Hoe heet de bodem in de tropische zone?

Leg uit hoe het komt dat de bodem in het tropisch regenwoud NIET vruchtbaar is.

taiga

steppe

savanne

toendra

woestijn

Wat is landdegradatie?

Welke 3 soorten landdegradatie zijn er? Denk aan de 3 V's

Leg uit hoe de mens versnelde bodemerosie kan veroorzaken.

Leg uit op welke 2 manieren de mens voor verzilting kan zorgen.

Leg uit hoe het planten van bomen kan helpen bij het tegen gaan van verwoestijning.