3TL Les 2: Consumeren met en zonder geld

Inloop
-Pak je pen, schrift, boek en rekenmachine




1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 19 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Inloop
-Pak je pen, schrift, boek en rekenmachine




Slide 1 - Tekstslide

Les 2
H1,2: Consumeren met en zonder geld

Slide 2 - Tekstslide

Lesplanning
Leerdoel: 
Terugblik: Kopen is kiezen                                           (5min)       
Voorkennis:                                                                         (5min)
Instructie:  Consumeren met en zonder geld     (10min)
Begeleid inoefenen:  Vraag 5                                      (5min)                                           
Zelfstandig oefenen: Opgave 6, 7, 8 en 10             (15min)
Huiswerk: Opgave 6, 7, 8 en 10
Evaluatie:                                                                              (5min)

Slide 3 - Tekstslide

Leerdoelen
1. Ik weet wat consumeren betekent

2. Ik kan uitleggen hoe mensen hun behoeften bevredigen

3. Ik weet het verschil tussen welvaart en welzijn


Slide 4 - Tekstslide

Terugblik
Wat is het verschil tussen vrije goederen en schaarse goederen?

Vrije goederen of schaarse goederen?

Slide 5 - Tekstslide

Terugblik
Wat is het verschill tussen gebruiksgoederen en verbruiksgoederen?

Slide 6 - Tekstslide

Voorkennis
Is dit consumptie?
Pizza bestellen

Slide 7 - Tekstslide

Voorkennis
Is dit consumptie?
Netflix abonnement gebruiken

Slide 8 - Tekstslide

Voorkennis
Is dit consumptie?
Nieuwste telefoon kopen

Slide 9 - Tekstslide

Voorkennis
Is dit consumptie?
Kraanwater drinken

Slide 10 - Tekstslide

Voorkennis
Is dit consumptie?
Naar de bioscoop gaan

Slide 11 - Tekstslide

Instructie (1/3)
l

Je kan consumeren door:
-Te kopen
-Gebruik te maken van de natuur
-Zelf het werk te doen (Zelfvoorziening)
-De overheid (Collectieve voorziening)
Consumptie of consumeren = Producten gebruiken

Slide 12 - Tekstslide

Instructie (2/3)

Bijvoorbeeld: Zelf koken als je honger heb



Bijvoorbeeld: Je moet fietsen en de overheid regelt de fietspaden
Zelfvoorziening = Je zorgt zelf voor je behoeftes
Collectieve voorziening = De overheid zorgt voor je behoeftes

Slide 13 - Tekstslide

Instructie (3/3)
Welvaart = Hoe rijk de mensen in een land zijn
Welzijn = Hoe gelukkig en gezond de mensen in een land zijn

Slide 14 - Tekstslide

Begeleid inoefenen

Slide 15 - Tekstslide

Zelfstandig oefenen
Maak nu opgave 6, 7, 8 en 10 op blz 14 en 15 van hoofdstuk 1 paragraaf 2

Klaar? Dan mag je een boek lezen of op je laptop 
rustig gamen
timer
15:00

Slide 16 - Tekstslide

Huiswerk
Opgave 6, 7, 8 en 10 op blz 14 en 15 van hoofdstuk 1 paragraaf 2


Slide 17 - Tekstslide

Evaluatie
Wat vonden jullie van de les?


Wat vond ik van de les?


Wat kunnen we anders doen?

Slide 18 - Tekstslide

Lesafsluiting
1. Wat betekent consumeren?


2. Noem vier manieren hoe je kan consumeren.


3. Wat is het verschil tussen welvaart en welzijn?


Volgende les: Hoofdstuk 1 paragraaf 3 : Verkopen een kunst

Slide 19 - Tekstslide