Herhaling 10.3 Enzymen (koolhydraat- en eiwitvertering)
10.4 Overgewicht en vet eten (vetvertering)
Huiswerk: zelfstandig verwerken 10.4 via LessonUp
Let op: SO H10 op vrijdag 16 december!
1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5
In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 80 min
Onderdelen in deze les
H10 + 11.2 Voeding en vertering
Deze les:
Herhaling 10.3 Enzymen (koolhydraat- en eiwitvertering)
10.4 Overgewicht en vet eten (vetvertering)
Huiswerk: zelfstandig verwerken 10.4 via LessonUp
Let op: SO H10 op vrijdag 16 december!
Slide 1 - Tekstslide
H10 + 11.2 Voeding en vertering
Slide 2 - Tekstslide
Leerdoelen 10.3 en 10.4
De invloed van pH en temperatuur uitleggen op de werking van enzymen
De bouw van koolhydraten, eiwitten en vetten beschrijven en benoemen.
In stappen de vertering van verschillende koolhydraten, eiwitten en vetten beschrijven met benoeming van deelproducten, waarbij alle betrokken organen en enzymen, samen met hun functies aangegeven worden
Slide 3 - Tekstslide
Enzymen (-ase)
Enzymen zijn eiwitten die een stof kunnen veranderen (knippen, plakken, vervormen) -> specifieke werking door de chemische structuur van de actieve plaats
Slide 4 - Tekstslide
Sommige mensen maken te weinig enzymen aan om alle lactose (melksuiker) in hun voeding af te breken. Door bepaalde oorzaken hebben zij niet altijd klachten. Is de volgende oorzaak juist of onjuist? Ze eten producten met weinig lactose.
A
juist
B
onjuist
Slide 5 - Quizvraag
Sommige mensen maken te weinig enzymen aan om alle lactose (melksuiker) in hun voeding af te breken. Door bepaalde oorzaken hebben zij niet altijd klachten. Is de volgende oorzaak juist of onjuist? Ze gebruiken andere enzymen om lactose af te breken.
A
juist
B
onjuist
Slide 6 - Quizvraag
Sommige mensen maken te weinig enzymen aan om alle lactose (melksuiker) in hun voeding af te breken. Door bepaalde oorzaken hebben zij niet altijd klachten. Is de volgende oorzaak juist of onjuist? Zij hebben darmbacteriën die de overgebleven lactose afbreken.
A
juist
B
onjuist
Slide 7 - Quizvraag
Vertering van eiwitten
Slide 8 - Tekstslide
Welke twee enzymen knippen aan de uiteinden van een polypeptide aminozuren af (oftewel: wat zijn de twee exopeptidasen)?
Slide 9 - Open vraag
Slide 10 - Tekstslide
Vertering op molecuulniveau
Hydrolyse = moleculen splitsen met behulp van water
Slide 11 - Tekstslide
Op welke plaatsen verbreekt het enzym carboxylase de peptideverbinding?
A
1
B
2
C
3
D
4
Slide 12 - Quizvraag
Vertering van eiwitten
Slide 13 - Tekstslide
Wat betekenen de pH waarden die in 82E staan?
A
Dat zijn de pH-waarden van de enzymen
B
Dat is de pH-waarde van de voedselbrij ter plekke
C
Dat is het pH-maximum van de enzymen
D
Dat is de pH-optimum van de enzymen
Slide 14 - Quizvraag
Enzymactiviteit
Slide 15 - Tekstslide
Verandering van de pH door het maagdarmkanaal
Slide 16 - Tekstslide
Opdracht 4 van 10.3
Bij een practicum doet Joris in drie reageerbuizen evenveel van een mengsel van substraat en enzym. Vervolgens plaatst Joris elke buis een verschillende tijd bij drie dezelfde temperaturen. Hij begint steeds bij de laagste temperatuur. Na afloop bevat elke buis nog substraat.
Slide 17 - Tekstslide
Vetten
Vooral brandstof, ook bouwstof: (hormonen, fosfolipiden)
Glycerol, met daaraan drie vetzuren:
Slide 18 - Tekstslide
Verzadigd/onverzadigd vet
Verzadigd vet:
Ongezond; kans op 'dichtslibben' aders. Vooral bij dierlijke vetten. Hebben geen dubbele bindingen.
Onverzadigd vet: Gezond. Zorgen voor daling cholesterol. Hebben één of meer dubbele bindingen.
Slide 19 - Tekstslide
Zie BINAS 82. Waar start de vetvertering bij baby's?
A
In de maag
B
In de lever
C
In de alvleesklier
D
in de 12-vingerige darm
Slide 20 - Quizvraag
Vertering van vetten
Slide 21 - Tekstslide
Vetdruppels
Let op: hier is nog géén sprake van
vertering! Je ziet hier slechts het
emulgeren van een vet: grote
vetdruppels vallen uiteen in kleinere
druppels door galzure zouten.
Slide 22 - Tekstslide
vanuit de lever
Slide 23 - Tekstslide
Verteringsproducten van vet
Niet opneembaar
Niet opneembaar
Opneembaar
Opneembaar
Slide 24 - Tekstslide
Slide 25 - Tekstslide
Daarna opname in...
Bloed of lymfe: Route hangt af van formaat vetzuurstaarten.
Kleine vetzuren (12 C-atomen of minder) zijn redelijk wateroplosbaar opname in bloedvat
Grotere vetzuren zijn niet wateroplosbaar opname in lymfevat, via chylomicronen
Slide 26 - Tekstslide
biologiepagina.nl
Slide 27 - Link
Vertering van DNA en RNA
Ja, dat eet je ook en verteer je dus ook.
Eindproducten van vertering:
losse stikstofbasen, fosfaten en suikers.
Slide 28 - Tekstslide
Welk enzym heb je nodig om DNA te verteren tot nucleotiden? 82 E.
A
nucleasen
B
nucleosidase
C
nucleotidase
D
DNAse
Slide 29 - Quizvraag
HDL / LDL: gezond / ongezond
Lever maakt uit lipoproteïnen transportblaasjes voor vetachtige stoffen (zoals vetmoleculen, vetzuren en cholesterol)
- Blaasjes gemaakt met veel lipoproteïnen (High Density Lipoproteins) verkleinen de kans op aderverkalking
- Blaasjes gemaakt met weinig lipoproteïnen (Low Density Lipoproteins) vergroten de kans op aderverkalking
Slide 30 - Tekstslide
Overgewicht
DNA - bepaalt welke voedingsstoffen je wel en niet kunt verteren
Voeding - te veel koolhydraten worden omgezet in vetten en opgeslagen
Darmflora - bepaalde soorten bacteriën stimuleren opname van meer energierijke stoffen waardoor je dikker kan worden
Slide 31 - Tekstslide
H10 + 11.2 Voeding en vertering
Slide 32 - Tekstslide
Transport door de darm
Als je op je kop hangt, kun je nog prima een flesje water leegdrinken!
Hoe kan dat?
Slide 33 - Tekstslide
Darmperistaltiek
Lengtespieren en kringspieren werken samen om voedsel door het darmkanaal te bewegen!
Slide 34 - Tekstslide
Darmepitheel
De darmen zijn helemaal bedekt met epitheelcellen (dekweefselcellen). Die cellen vormen de grens tussen buiten (inhoud van de darmen) en binnen (in de cellen/ weefselvloeistof/ bloed).
De darm is bevat darmplooien, de plooien bevatten vlokken en de epitheelcellen bevatten microvilli: oppervlakte vergroting.