Woordsoorten werkwoorden (zww, hww, kww)

- H3.7 Grammatica zinsdelen: herhalen en oefenen (10min)
- H3.8 Grammatica woordsoorten: herhalen en oefenen (15min)

- Zelfstandig oefenen (Test jezelf, Versterk jezelf) (10min)
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 18 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

- H3.7 Grammatica zinsdelen: herhalen en oefenen (10min)
- H3.8 Grammatica woordsoorten: herhalen en oefenen (15min)

- Zelfstandig oefenen (Test jezelf, Versterk jezelf) (10min)

Slide 1 - Tekstslide

Grammatica woordsoorten
Woordsoorten:
  • zelfstandige naamwoorden (huis, tafel, ...) en lidwoorden (de, het, een)
  • bijvoeglijke naamwoorden (dik, dun, groot, klein, ...)
  • voornaamwoorden (ik, mijn, deze, welke, iemand, ...)
  • voorzetsels (in, over, onder, tussen, ...)
  • werkwoorden

Slide 2 - Tekstslide

Grammatica woordsoorten
Werkwoorden:
  • zelfstandige werkwoorden (zww):
     kunnen zonder hulp van andere werkwoorden voorkomen

    bijv.: werken, zingen, slapen, ...
    Laura zingt in een koor.

Slide 3 - Tekstslide

Grammatica woordsoorten
Werkwoorden:
  • hulpwerkwoorden (hww):
     helpen het zelfstandig werkwoord.

    (1) tijd:                          hebben, zijn, zullen
    (2) lijdende vorm:  worden, zijn


Slide 4 - Tekstslide

Grammatica woordsoorten
Werkwoorden:
  • koppelwerkwoorden (kww):
     koppelen een eigenschap, hoedanigheid of beroep aan een persoon of een zaak. Ze hebben zelf weinig betekenis.

    Voorbeeld:    Mijn vader is een ervaren leraar.


Slide 5 - Tekstslide

Koppelwerkwoorden (kww)
Het rijtje van 9, of een ezelsbrug:

ZWaBBeLS:  zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen
+ HDV:             heten, dunken, voorkomen

Slide 6 - Tekstslide

Koppelwerkwoorden (kww)
Mijn vader is een ervaren leraar.

kww =
naamwoordelijk deel =
ng =

Slide 7 - Tekstslide

Koppelwerkwoorden (kww)
Hij blijft een raar figuur.

kww =
naamwoordelijk deel =
ng =

Slide 8 - Tekstslide

Koppelwerkwoorden (kww)
--> Let op de gebruikswijze van het kww!

1a. Hij blijft een weekend in Parijs.
1b. Hij blijft een raar figuur.

2a. Onze buurman komt mij nogal verlegen voor.
2b. Met preventie voorkom je veel misdaden.


Slide 9 - Tekstslide

V2a: 27 maart
- H3.8 Grammatica woordsoorten:
meerdere werkwoorden in één zin (10 min)

- Zelfstandig oefenen (Test jezelf, Versterk jezelf) (10min)

Slide 10 - Tekstslide

Meerdere werkwoorden in één zin
(1) Sommige leerkrachten zeggen dat weleens projecten, schoolreisjes of andere activiteiten moeten worden geschrapt.

(2) Ik zou weleens een van de beste voetballers van Nederland kunnen worden.

Slide 11 - Tekstslide

Meerdere werkwoorden in één zin

(1) Sommige leerkrachten zeggen dat weleens projecten, schoolreisjes of andere activiteiten moeten worden geschrapt.

Slide 12 - Tekstslide

Meerdere werkwoorden in één zin

(2) Ik zou weleens een van de beste voetballers van Nederland kunnen worden.

Slide 13 - Tekstslide

Meerdere werkwoorden in één zin
In een zin met een kww kunnen nog een of meer andere werkwoorden staan.

Maar let op:
Er kan maar één werkwoord het kww zijn!
De andere werkwoorden zijn hww.

Slide 14 - Tekstslide

Meerdere werkwoorden in één zin
Checklist:
1. Is het werkwoord het belangrijkste werkwoord van de zin?
2. Koppelt het werkword het onderwerp aan een naamwoordelijk deel, dat een toestand aangeeft?
3. Kun je dit werkwoord vervangen door een van de andere kww, waardoor een goede zin ontstaat?
                           3x ja? --> koppelwerkwoord!

Slide 15 - Tekstslide

Meerdere werkwoorden in één zin

(2) Ik zou weleens een van de beste voetballers van Nederland kunnen worden.

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Oefenen
Nog meer oefenen?

-> Ga zelfstandig online oefenen:
Test jezelf of Versterk jezelf

H3.7: Grammatica zinsdelen
H3.8: Grammatica woordsoorten

Slide 18 - Tekstslide