1% quiz (2)

1% quiz (2)
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
BurgerschapskundeBasisschoolGroep 8

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

Onderdelen in deze les

1% quiz (2)

Slide 1 - Tekstslide

Zijn er in onderstaande reeks meer kippen of eieren?
KIPEIKIPKIPEIKIPKIPEIKIPKIPEIKIPKIPEIKIPKIPEIKIPKIPEIKIP
EIKIPKIPEIKIPKIPEIKIPKIPEIKIPKIPEIKIPKIPEIKIPKIPEIKIPEI
KIPEIKIPKIPEIKIPKIPEIKIPKIPEIKIPKIPEIKIPKIPEIKIPKIPEIKIP
EIKIPKIPEIKIPKIPEIKIPKIPEIKIPKIPEIKIPKIPEIKIPKIPEIKIPEI
KIPEIKIPKIPEIKIPKIPEIKIPKIPEIKIPKIPEIKIPKIPEIKIPKIPEIKIP

A
meer kippen
B
meer eieren

Slide 2 - Quizvraag

Wat hoort er logischerwijs niet bij?
A
B
C
D

Slide 3 - Quizvraag

In welke antwoordopties staan de letters NIET in alfabetische volgorde?
A
AFKOOP
B
ACCENT
C
ALLIGATOR
D
AGNOST

Slide 4 - Quizvraag

Tom, Bram en Max tellen beurtelings tot 20. Tom zegt 1, Bram zegt 2, Max zegt 3, enzovoort. Wie zegt er dan 20?
A
Tom
B
Bram
C
Max

Slide 5 - Quizvraag


A
schilderij A
B
schilderij B
C
schilderij C

Slide 6 - Quizvraag


A
HAAI
B
EGEL
C
LEEUW
D
FAZANT

Slide 7 - Quizvraag

Wat is het antwoord op onderstaande vraag?
?NEDJIR ET TIURETHCA MO OTUA NEE TKIURBEG GNILLENSREV EKLEW
A
R
B
ZWART
C
17
D
NOOIT

Slide 8 - Quizvraag

A is de eerste letter in het alfabet die er gespiegeld precies hetzelfde uitziet. Wat is de tweede letter?

Slide 9 - Open vraag

Hoeveel kootjes heeft mijn linkerhand?

Slide 10 - Open vraag

Wat is de som van de getallen die verstopt zitten in onderstaande zin?
Adrie wacht 's ochtends op de vrachtwagen uit Zevenaar die daar in de nacht was vertrokken?

Slide 11 - Open vraag

Wolter Kroes heeft een woord in gedachten dat bestaat uit 3 lettergrepen en waar geen letters in voorkomen die in zijn eigen naam zitten. Welk van deze woorden is het?
A
BIKINI
B
PARAPLU
C
PINDA
D
BAVIAAN

Slide 12 - Quizvraag

Welke woord is hier uitgebeeld?

Slide 13 - Open vraag

Welke maand van het jaar duurt in Nederland het langst?

Slide 14 - Open vraag

Wat is de letter die in deze reeks logischerwijs op de plaats van het vraagteken komt?
1 = E 2 = W 3 = I 4 = ?

Slide 15 - Open vraag


Slide 16 - Open vraag