H1 p1 deel 2

Hoofdstuk 1 Heb je dat nodig
Paragraaf 1 Wat wil je kopen 
 
Heb je dat nodig?

Paragraaf 1 
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 1

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 1 Heb je dat nodig
Paragraaf 1 Wat wil je kopen 
 
Heb je dat nodig?

Paragraaf 1 

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
  1.  Herhalen paragraaf 1 eerste deel 
  2. Uitleg 2e deel paragraaf 1
  3. Zelf aan de slag:
    - opdrachten maken
    - nakijken
    - herhalingsopdrachten

Slide 2 - Tekstslide

Leg uit wat basisbehoeften zijn
timer
1:00

Slide 3 - Open vraag

Geef een voorbeeld van een dienst
timer
2:00

Slide 4 - Open vraag

Rond af op een heel cijfer:
9,542

timer
1:00

Slide 5 - Open vraag

Rond af op één decimaal (één cijfer achter de komma) :
9,542

timer
1:00

Slide 6 - Open vraag

Leerdoelen
  • Je kunt een geldbedrag op de juiste manier noteren
  • Je kent het verschil tussen consumeren en zelfvoorziening 
  • Je kent het verschil tussen gebruiksgoederen en verbruiksgoederen

Slide 7 - Tekstslide

Consumeren =  het kopen van goederen of diensten om in je behoefte te voorzien

Zelfvoorziening = Zelf iets maken waarmee je in je behoeften voorziet 

Slide 8 - Tekstslide

Consumeren
Zelfvoorziening
Ik koop een taart
Ik bak een taart
Ik koop een nieuwe trui
Ik brei een nieuwe trui
Ik koop groentes
Ik eet groentes die ik zelf heb gekweekt 

Slide 9 - Sleepvraag

Hoe schrijf je geldbedragen op?
  • 2 cijfers achter de komma , dus  €9,95                                                            
  • tussen de hele en de decimalen schrijf je een komma. 
    Let op!!! op je rekenmachine is dit een punt 
  • Hele bedragen  kunnen op meerder manieren:  €2     €2,00     €2,- 
  • Bij duizendtallen noteer je een punt       €  45.900,63        
    Let op!!!! deze toets je niet in op je rekenmachine 

Slide 10 - Tekstslide

Schrijf op de juiste manier:
€145738

timer
1:00

Slide 11 - Open vraag

Schrijf op de juiste manier:
18,95-€

timer
1:00

Slide 12 - Open vraag

verbruiksgoederen = producten die je maar 1 keer kan gebruiken, op= op

gebruiksgoederen = producten die langer mee gaan 

Slide 13 - Tekstslide

Sleep de foto's naar het juiste begrip
verbruiksgoederen
gebruiksgoederen

Slide 14 - Sleepvraag

Zelf aan de slag 
Hoofdstuk 1, paragraaf 1 (1.1)
opdrachten 10 t/m 19
bladzijde 11 t/m 13

Klaar ????
- Nakijken          (met een andere kleur)
- Herhalingsopdrachten 1.1 op bladzijde 40




Slide 15 - Tekstslide