Dag 7 - 2D

Woordenschat
Je leert nieuwe woorden bij  
thema 5: Houden van en Verliefd 

Schrijf het woord op en ook de betekenis.

1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2Middelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Woordenschat
Je leert nieuwe woorden bij  
thema 5: Houden van en Verliefd 

Schrijf het woord op en ook de betekenis.

Slide 1 - Tekstslide

ingewikkeld
  • moeilijk, lastig
  • niet makkelijk

  • Zin: Ik vind Nederlands leren heel ingewikkeld.
  • Zin: Die jongens doen heel ingewikkeld met elkaar, ze zijn het nergens met elkaar eens.

Slide 2 - Tekstslide

kletsen
  • veel praten met elkaar
  • Zin: Die meiden zitten de hele dag met elkaar te kletsen.
  • Zin: Jullie moeten nu ophouden met dat kletsen!

Slide 3 - Tekstslide

de mening
  • Iets ergens van vinden
  • Je eigen oordeel over iets

  • Zin: Ik geef mijn mening altijd direct.
  • Zin:  Soms is het heel moeilijk om je eigen mening te geven.

Slide 4 - Tekstslide

omgaan met
  • iets doen met iemand anders
  • hoe je gedrag is over iets

  • Zin: Ik kan heel moeilijk omgaan met mensen die heel snel boos zijn.
  • Zin: Wij gaan graag om met mensen die ons aardig vinden.

Slide 5 - Tekstslide

het oordeel
  • iets goed of niet goed vinden
  • een cijfer krijgen voor iets
  • Zin: Hij oordeelt heel snel over mensen.
  • Zin: Het is beter om niet te snel een oordeel te hebben, want soms is het anders dan je denkt.

Slide 6 - Tekstslide

Wat is ingewikkeld?
A
Slapen
B
De trap oplopen naar het lokaal.
C
Drie talen tegelijk leren spreken.
D
De lamp aanzetten.

Slide 7 - Quizvraag

Wat is de goede volgorde van zacht naar hard?
A
fluisteren - mompelen - kletsen - roepen - schreeuwen
B
mompelen - fluisteren - roepen - kletsen - schreeuwen
C
fluisteren - kletsen - mompelen - roepen - schreeuwen
D
fluisteren - mompelen - kletsen - schreeuwen - roepen

Slide 8 - Quizvraag

Wie geeft er een mening?
A
Mijn bed ligt heel lekker.
B
Waar gaan we naartoe?
C
Ik heb geen eten in huis.
D
Hij kan goed voetballen.

Slide 9 - Quizvraag

Welke zin klopt?
A
Ze gaat graag met haar vrienden om.
B
Ik kan niet goed omgaan met mensen die hun mening geven.
C
Zij omgaat met hem iedere dag.
D
Iedere dag gaat om met haar.

Slide 10 - Quizvraag

Waar heb jij een oordeel over?

Slide 11 - Woordweb

Zinnen maken

Het rad draait een naam. 

Zie je jouw naam? 

Dan maak je een zin met 1 van de woorden.

Slide 12 - Tekstslide