9.3 & 9.4 Totalitaire Systemen & Propaganda

Totalitaire systemen

 Fascism, nationaalsocialisme, communisme



1 / 45
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 45 slides, met interactieve quiz, tekstslides en 4 videos.

time-iconLesduur is: 100 min

Onderdelen in deze les

Totalitaire systemen

 Fascism, nationaalsocialisme, communisme



Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Personen uit de paragraaf
Benito Mussolini
Italiaanse minister-president 1922 - 1943
(fascistisch)
Jozef Stalin
Dictator van de Sovjet-Unie
1924 - 1953†
(communistisch)
Adolf Hitler
dictator Duitsland 1933-1945
(Nationaalsocialistisch)

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

gebeurtenissen 9.3
1917 Revolutie in Rusland, Lenin aan de macht
1918 einde WO, Vrede Versailles 1918
1922 Mars op Rome Mussolini aan de macht
1924 Stalin aan de macht in S.U.
1929 uitbreken economische wereldcrisis
Rijksdagbrand 1933
1933 Hitler aan de macht in Duitsland

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoel
Aan het einde van de les kunnen jullie kenmerken van het fascisme, communisme en nationaalsocialisme benoemen en herkennen.

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kenmerken van Totalitaire Ideologieën
  1. - Een  partij
  2.  - Een leider met bijna goddelijke status 
  3. - Gebruik van propaganda om de bevolking te indoctrineren
  4.  - Gebruik van terreur en repressie om politieke tegenstand te onderdrukken

Slide 6 - Tekstslide

Geef de belangrijkste kenmerken van totalitaire ideologieën en leg ze uit.

Slide 7 - Video

Deze slide heeft geen instructies


Fascisme

Fascisme is een politieke stroming, 
en wordt ook wel extreem-rechts genoemd

De naam komt van het voorwerp dat je hier ziet: een fasces
Dit voorwerp, een bijl met takken, stond symbool voor
de macht van bestuurders in het Romeinse Rijk.

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 9 - Video

Deze slide heeft geen instructies


Benito Mussolini


Leider, of 'Il Duce',  van Italië (1922-1943)
Oprichter van de Fasci di Combattimento (Zwarthemden, knokploegen)

Na de Eerste Wereldoorlog en de Vrede van Versailles was er veel onvrede, 
en dat kwam door de onderhandelingen van de 'slechte' Italiaanse regering.

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Fascisme in Europa
  • 'Oplossing voor de crisis'

  • Populair in de jaren ’20 en ’30 van de 20e eeuw

  • Antwoord op slecht beleid van de democratische regeringen

  • Niet alleen in Italië of Duitsland (NSDAP), ook in Engeland (BUF) en Nederland (NSB)

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het fascisme
Kenmerken:
1. Er is een dictator die bepaalt wat goed is (bv Mussolini in Italie);
2. Fascisme is anti-democratisch en nationalistisch (eigen staat is belangrijkst);  
3. Fascisme gaat uit van ongelijkheid (de hoogontwikkelden moet de laagontwikkelden leiden, sociaal Darwinisme);
4. Geweld is goed (geen woorden, maar daden), knokploegen (bv 'de zwarthemden' in Italie) bewaken met geweld de rust; 
5. De vrouw is ondergeschikt: haar taak is het krijgen van kinderen.
6. Toepasen van indoctrinatie (het opdringen en inprenten - hersenspoeling - van jouw ideeen via media)


)

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Speech Benito Mussolini


(bekijk zijn spreekstijl)

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 16 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Totalitaire ideologie: nazisme
Duitse variant van het fascisme.

Gaat uit van een rassenleer (sommige rassen (ariers) zijn meer waard dan anderen (slaven en joden)

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kenmerken Nationaal-Socialisme


1. Extreem-nationalistisch
2. Militaristisch
3. Antidemocratisch en anticommunistisch
4. Eén sterke leider principe (vergoddelijking)
5. Verheerlijking geweld (bv. knokploegen)
6. Totalitair 
7. Rassenleer en  Antisemitisme 
8. Idee van Lebensraum

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1928
Onmacht van
1932
de Weimardemocratie

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Partijen in de Weimarrepubliek
Elke pijl betekent dat die partij niet met die andere partij wil samenwerken
Katholieken
K
Socialisten
S
Liberalen
L
Conservatieven
C
Communisten
C
Teleurgesteld sloten veel partijen zich aan bij de extremen: de communisten en NSDAP

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1) Terreur en onderdrukking
Terreur: georganiseerd politiek geweld

Voorbeelden van terreur en onderdrukking.
  1. 1933 oprichting GeStaPo (geheime politie die tegenstanders oppakte)
  2. 1933 Opening concentratiekamp Dachau. Politieke tegenstanders (en anderen die niet pasten bij de nazi ideologie)  werden opgesloten in concentratiekampen. 

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2) Censuur van kunst en media

  • Censuur: toezicht van een overheid of kerk op voor publicatie bestemde teksten, films, voorstellingen enz., met de mogelijkheid om die te verbieden of er delen uit te schrappen

Voorbeeld
  1. Boekverbranding
  2. Invoering Rijkscultuurkamer (alleen als je hiervan lid was mocht je iets maken of publiceren)


Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat gebeurt hier?
Wat zie je hier?

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lidmaatschapsboekje
Georg Herting was beeldend kunstenaar.
Zonder dit bewijs geen verkoop of productie vaN ZIJN WERK mogelijk 

Dit gold voor:
theater, film, de media, muziek, radio, literatuur en beeldende kunst.

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

3) Propaganda
  • Propaganda: alles wat wordt gedaan om aanhangers te winnen voor bepaalde (politieke) ideeën:
  • Veel gebruik van moderne communicatiemiddelen. 
  • Hitler bracht niet alleen zalen en stadions vol aanhangers in vervoering maar was ook te horen op bioscoopjournaals en radio. 
  • Tegenstanders werden met de grofste middelen zwartgemaakt. 
  • De eigen ideeën werd verheerlijkt. 

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Pakkende toespraken,
krachtige propaganda...

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Der Fuerher's Face


Donald Duck heeft een nachtmerrie...

Ook dit is propaganda!

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 29 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Massaorganisaties
  • Voor totalitaire regimes waren massaorganisaties belangrijk. 
  • De Nazi's verplichtte arbeiders om lid te worden van het Arbeitsfront. 
  • Hier werden deze arbeiders opgevoegd tot goede nazi's. 
  • Het arbeitsfront organiseerde filmvoorstellingen, dansavonden en groepsreizen om de arbeiders buiten werktijd te controleren. 
  • Ander voorbeeld: Hitlerjugend

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Succesvol
Economisch herstel
Daling van de werkloosheid van 6 miljoen  in 1933 naar 1 miljoen in 1936

Door:
  1. De werelwijde economie die aantrok
  2. Snelle herbewapemning van Duitsland.
  3. Militaire dienstplicht
  4. Propaganda dat de gewone man het beter had. 

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Jozef Stalin


Leider,  van de Sovjet-Unie (1924-1953)
Onder Stalin werd het communistische Sovjet-Unie een totalitaire samenleving. (een samenleving waarin de machthebbers extreem veel hebben te zeggen over het volk)

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kenmerken van communisme (1)
  • De Sovjet-Unie werd geregeerd door één partij, de communistische partij.

  • Communisme is anti-democratisch: er is maar één partij (die het proletariaat zou vertegenwoordigen)

Sprake van persoonsverheerlijking (van Stalin).

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kenmerken van communisme (2)
  • De economie werd geregeld door een Planeconomie (staat)

Een van de plannen voor de economie was de Collectivisatie van de landbouw.

  • de Sovjet-Unie was een totalitaire staat
door middel van showprocessen werden tegenstanders uit de weg geruimd.

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zo waren er vijfjarenplannen: hierin was vastgelegd wat er in de komende vijf jaar moest worden geproduceerd.
Dát het werd geproduceerd was meestal belangrijker dan hoe het was geproduceerd: de kwaliteit en de keuze was beperkt.

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Planeconomie

  • Onder Stalin werd de Sovjet-Unie een planeconomie.
  • Dit betekende dat de staat besliste wat én hoe er moest worden geproduceerd.

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Collectivisatie

  • Tientallen kleine zelfstandige boerderijen werden samengevoegd (collectivisatie) tot één groot boerenbedrijf, een kolchoz (Niet hetzelfde als collectivisatie)

  • De boerengezinnen werkten en woonden daar met elkaar. 
  • De grond, het vee, de gereedschappen, de oogst: alles was van iedereen. 


Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies



  • De collectivisatie moest zorgen voor een hogere opbrengst, maar dat viel vaak tegen en er ontstonden hongersnoden. Overigens meestal door eigen schuld: boeren slachtten hun vee uit protest tegen de collectivisatie. 

  • Boeren die zich op deze manier verzetten tegen de collectivisatie, omdat ze hun eigen boerderijtje niet wilden opgeven, werden gezien als vijand van de Staat en het communisme. Miljoenen boeren zijn om die reden vermoord.

Slide 39 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Showprocessen


  • Tegenstanders worden (meestal) vals beschuldigd en worden in een oneerlijke rechtszaak tot zware straffen veroordeeld.

  • Bij dit soort showprocessen stond de uitkomst al vast voordat de rechtszaak was begonnen: schuldig!

Slide 40 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 41 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies



  • ...en ze waren zeer effectief! De angst onder de bevolking was groot. 
  • Zelfs zó groot dat mensen niet meer op een familiefoto met deze 'verraders' wilden worden vertoond.

Slide 42 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Goelag

  • Miljoenen 'tegenstanders' kwamen terecht in een goelag, een strafkamp.
  • In deze 'opvoedingskampen' moesten de gevangenen, onder zeer zware omstandigheden, dwangarbeid verrichten.

  • Sommige van deze kampen hadden niet eens hekken, omdat ontsnappen zinloos was: de kou en de wolven zouden je uiteindelijk wel doden

Slide 43 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lenin sterft, Stalin krijgt de macht in de Sovjet-Unie -> communisme onder Stalin: Stalinisme
Stalin wilt van de Sovjet-Unie een industrieel land maken en voert hiervoor in:
-> planeconomie (de staat bepaalt de gehele economie)
                                   > vijfjarenplannen
-> collectivisatie (collectivisatie:kleine boeren bedrijven worden samengevoegd in enorm grote boerderijen)

Kenmerken van     | > Planeconomie
de Sovjet-Unie       |  > Dictatuur
                                   |  > Persoonsverheerlijking van de leider
                                   |  > (systematisch opdringen van ideeën, door middel van propaganda en censuur)
                                   |  > zuiveringen onder eigen bevolkingTerreur
Communisme samengevat schematisch

Slide 44 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Sleep het juiste woord naar de bijpassende zin
Haat tegen en/of discriminatie van joden
Een ideologie die een sterke staat onder leiding van een sterke man nastreeft
minister-president van Duitsland
Een eenzijdige boodschap geven waarmee iemands 
gedachten gemanipuleerd wordt
Vaak misleidende informatie die gebruikt wordt om
 aanhangers - steun te winnen. Vaak gebruikt om 
ideele en politieke doelen te verwezenlijken.
Een ideologie die een sterke staat onder leiding van een sterke man nastreeft en uitgaat van een rassenleer
rijkskanselier
fascisme
propaganda
indoctrinatie 
Antisemitisme
nationaal-
socialisme

Slide 45 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies