Paragraaf 6.2 - Voedsel voor veel mensen [3]

6.2 Voedsel voor veel mensen
Leerdoel(en) van deze les:

  • Je kunt uitleggen hoe boeren veel voedsel kunnen produceren
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolLeerjaar 3

In deze les zitten 15 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

6.2 Voedsel voor veel mensen
Leerdoel(en) van deze les:

  • Je kunt uitleggen hoe boeren veel voedsel kunnen produceren

Slide 1 - Tekstslide

6.2 Voedsel voor veel mensen
Hoe produceren boeren veel voedsel?

  • Met zo weinig mogelijk kosten, zoveel mogelijk voedsel produceren
    1. Veel van hetzelfde produceren                
    - bij akkerbouwers het het monocultuur > grote akker met maar 1 soort gewas 
    - bij veehouders heet het intensieve veehouderij of bio-industrie > 1 soort dier
    2. Opbrengst verhogen 
    - gebruik van mest(stoffen) > in mest zitten mineralen voor de groei van planten
    - dierlijke mest (poep en plas) en kunstmest (witte korrels met mineralen)
    - dieren (vee) krijgen krachtvoer te eten > bevat veel eiwit voor de groei van dieren

Slide 2 - Tekstslide

6.2 Voedsel voor veel mensen
3. Schade en ziekte voorkomen
- bij een monocultuur of bio-industrie sneller kans op ziekte > lagere opbrengst
- bij planten een plaag > schadelijke bacteriën/schimmels tasten planten aan
- boeren gebruiken gewasbeschermingsmiddelen > giftige stoffen die plaagorganismen doden
- bij dieren kunnen boeren het vee inenten tegen ziekten
4. Supergewassen en supervee
- fokken > kruisen van rassen om goede eigenschappen te creëren
- veredelen > selecteren van beste plant of dier en daarmee verder fokken
- genetische modificatie > inbouwen van genen met bepaalde eigenschappen in het DNA van planten en dieren

Slide 3 - Tekstslide

6.2 Voedsel voor veel mensen
  • Wat? Maken 6.2 – Opdracht 1 t/m 9
  • Hoe? Blz. 167 t/m 172
  • Hulp? Eerst overleggen met buur, daarna docent vragen.
  • Tijd? 10 minuten
  • Uitkomst? Opdracht 1 t/m 9 is af. 
  • Klaar? Samenvatting dikgedrukte woorden maken (lijst).

timer
10:00

Slide 4 - Tekstslide

6.2 Voedsel voor veel mensen
Leerdoel(en) van deze les:

  • Je kunt uitleggen welke invloed bemesting op de omgeving heeft en hoe je dit tegen kunt gaan

Slide 5 - Tekstslide

6.2 Voedsel voor veel mensen
Welke invloed heeft mest op de omgeving?

  • Mestoverschot > als er veel meer mest wordt geproduceerd dan nodig is om akkers te bemesten
  • Overbemesting > als een boer te veel mest over zijn akkers verspreid
  • Vermesting > overtollige mineralen komen via het grondwater (water in de bodem) in natuurgebieden en oppervlaktewater terecht
    1. sommige planten groeien te goed en daardoor kunnen andere planten niet meer goed groeien > sommige planten kunnen niet tegen teveel mest en verdwijnen
    2. door vermesting van oppervlaktewater (sloten, meren en rivieren) ontstaat waterbloei.

Slide 6 - Tekstslide

6.2 Voedsel voor veel mensen

Slide 7 - Tekstslide

6.2 Voedsel voor veel mensen
Verzuring en de effecten ervan

  • Het zuur worden van de bodem door zure neerslag en door ammoniak
    - dierlijke mest bevat het stinkende gas ammoniak
    1. ammoniak komt in de lucht terecht, door een reactie met water ontstaat salpeterzuur, dit komt via regen in de bodem
    2. ammoniak uit mest trekt ook in de bodem
  • Het zuur lost mineralen in de bodem op > spoelen naar het grondwater waardoor wortels van planten er niet meer bijkomen
  • Door het zuur komen giftige stoffen vrij, zoals lood en aluminium > beschadigt de wortelharen van planten, hierdoor meer kans op ziekte 

Slide 8 - Tekstslide

6.2 Voedsel voor veel mensen

Slide 9 - Tekstslide

6.2 Voedsel voor veel mensen
Vermesting en verzuring voorkomen

  • Boeren mogen niet meer mineralen op het lang brengen dan
    hun gewassen kunnen opnemen
  • Boeren mogen de mest niet meer over het land verspreiden maar
    moeten het met een machine in de grond spuiten > mestinjectie
  • Nieuwe stallen moeten voldoen aan speciale eisen
    - de vloer moet zo gemaakt worden dat urine en mest gescheiden worden
    - hierdoor ontstaat minder ammoniak

Slide 10 - Tekstslide

6.2 Voedsel voor veel mensen
  • Wat? Maken 6.2 – Opdracht 10 t/m 15
  • Hoe? Blz. 173 t/m 177
  • Hulp? Eerst overleggen met buur, daarna docent vragen.
  • Tijd? 10 minuten
  • Uitkomst? Opdracht 10 t/m 15 is af. 
  • Klaar? Samenvatting dikgedrukte woorden maken (lijst).



  • Gewasbeschermingsmiddelen zijn gifstoffen en kunnen veel schade aan de natuur aanbrengen
    1. de middelen moeten selectief zijn > alleen de plaagorganismen doden
    2. de middelen moeten biologisch afbreekbaar zijn > bacteriën en schimmels moeten het middel af kunnen breken, zo blijft het gif minder lang in de bodem
  • Als het middel lang in de bodem blijft kunnen planten het gif opnemen, dieren die deze planten eten krijgen dan ook het gif binnen > gifstoffen worden zo doorgegeven
    - aan het einde van de voedselketen krijg je gifophoping > organismen aan het einde van de keten krijgen zoveel gif binnen dat ze doodgaan
timer
10:00

Slide 11 - Tekstslide

6.2 Voedsel voor veel mensen
Leerdoel(en) van deze les:

  • Je kunt uitleggen welke invloed gewasbeschermingsmiddelen op de omgeving hebben en hoe je dit tegen kunt gaan

Slide 12 - Tekstslide

6.2 Voedsel voor veel mensen
Welke invloeden heeft gewasbescherming op de omgeving?

  • Gewasbeschermingsmiddelen zijn gifstoffen en kunnen veel schade aan de natuur aanbrengen
    1. de middelen moeten selectief zijn > alleen de plaagorganismen doden
    2. de middelen moeten biologisch afbreekbaar zijn > bacteriën en schimmels moeten het middel af kunnen breken, zo blijft het gif minder lang in de bodem
  • Als het middel lang in de bodem blijft kunnen planten het gif opnemen, dieren die deze planten eten krijgen dan ook het gif binnen > gifstoffen worden zo doorgegeven
    - aan het einde van de voedselketen krijg je gifophoping > organismen aan het einde van de keten krijgen zoveel gif binnen dat ze doodgaan

Slide 13 - Tekstslide

6.2 Voedsel voor veel mensen

Slide 14 - Tekstslide

6.2 Voedsel voor veel mensen
  • Wat? Maken 6.2 – Opdracht 16 t/m 20
  • Hoe? Blz. 178 t/m 180
  • Hulp? Eerst overleggen met buur, daarna docent vragen.
  • Tijd? 10 minuten
  • Uitkomst? Opdracht 16 t/m 20 is af. 
  • Klaar? Samenvatting dikgedrukte woorden maken (lijst).



  • Gewasbeschermingsmiddelen zijn gifstoffen en kunnen veel schade aan de natuur aanbrengen
    1. de middelen moeten selectief zijn > alleen de plaagorganismen doden
    2. de middelen moeten biologisch afbreekbaar zijn > bacteriën en schimmels moeten het middel af kunnen breken, zo blijft het gif minder lang in de bodem
  • Als het middel lang in de bodem blijft kunnen planten het gif opnemen, dieren die deze planten eten krijgen dan ook het gif binnen > gifstoffen worden zo doorgegeven
    - aan het einde van de voedselketen krijg je gifophoping > organismen aan het einde van de keten krijgen zoveel gif binnen dat ze doodgaan
timer
10:00

Slide 15 - Tekstslide