Paragraaf 6.2 - Voedsel voor veel mensen

6.2 Voedsel voor veel mensen
Leerdoel(en) van deze les:

  • Je kunt uitleggen hoe boeren veel voedsel kunnen produceren
1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

In deze les zitten 10 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

6.2 Voedsel voor veel mensen
Leerdoel(en) van deze les:

  • Je kunt uitleggen hoe boeren veel voedsel kunnen produceren

Slide 1 - Tekstslide

6.2 Voedsel voor veel mensen
Hoe produceren boeren veel voedsel?

  • Met zo weinig mogelijk kosten, zoveel mogelijk voedsel produceren
    1. Veel van hetzelfde produceren                
    - bij akkerbouwers het het monocultuur > grote akker met maar 1 soort gewas 
    - bij veehouders heet het intensieve veehouderij of bio-industrie > 1 soort dier
    2. Opbrengst verhogen 
    - gebruik van mest(stoffen) > in mest zitten mineralen voor de groei van planten
    - dierlijke mest (poep en plas) en kunstmest (witte korrels met mineralen)
    - dieren (vee) krijgen krachtvoer te eten > bevat veel eiwit voor de groei van dieren

Slide 2 - Tekstslide

6.2 Voedsel voor veel mensen
3. Schade en ziekte voorkomen
- bij een monocultuur of bio-industrie sneller kans op ziekte > lagere opbrengst
- bij planten een plaag > schadelijke bacteriën/schimmels tasten planten aan
- boeren gebruiken gewasbeschermingsmiddelen > giftige stoffen die plaagorganismen doden
- bij dieren kunnen boeren het vee inenten tegen ziekten
- goede hygiëne > schone kleding en laarzen en
de stal goed schoonhouden


Slide 3 - Tekstslide

6.2 Voedsel voor veel mensen
  • Wat? Maken 6.2 – Opdracht 1 t/m 10
  • Hoe? Blz. 130 t/m 133
  • Hulp? Eerst overleggen met buur, daarna docent vragen.
  • Tijd? 20 minuten
  • Uitkomst? Opdracht 1 t/m 10 is af. Niet af? Rest is huiswerk.
  • Klaar? Samenvatting dikgedrukte woorden maken (lijst)

Slide 4 - Tekstslide

6.2 Voedsel voor veel mensen
Leerdoel(en) van deze les:

  • Je kunt uitleggen welke invloed mest op het milieu heeft
  • Je kunt uitleggen welke invloed de voedselproductie heeft op dieren

Slide 5 - Tekstslide

6.2 Voedsel voor veel mensen
Welke invloed heeft mest op de omgeving?

  • Mestoverschot > als er veel meer mest wordt geproduceerd dan nodig is om akkers te bemesten
  • Overbemesting > als een boer te veel mest over zijn akkers verspreid
  • Vermesting > overtollige mineralen komen via het grondwater (water in de bodem) in natuurgebieden en oppervlaktewater terecht
    1. sommige planten groeien te goed en daardoor kunnen andere planten niet meer goed groeien > sommige planten kunnen niet tegen teveel mest en verdwijnen
    2. door vermesting van oppervlaktewater (sloten, meren en rivieren) ontstaat waterbloei.

Slide 6 - Tekstslide

6.2 Voedsel voor veel mensen

Slide 7 - Tekstslide

6.2 Voedsel voor veel mensen
Vermesting voorkomen

  • Boeren mogen niet meer mineralen op het lang brengen dan
    hun gewassen kunnen opnemen
  • Boeren mogen de mest niet meer over het land verspreiden maar
    moeten het met een machine in de grond spuiten > mestinjectie
  • Nieuwe stallen moeten voldoen aan speciale eisen
    - de vloer moet zo gemaakt worden dat urine en mest gescheiden worden
    - hierdoor ontstaat minder ammoniak

Slide 8 - Tekstslide

6.2 Voedsel voor veel mensen
Welke invloed heeft de intensieve veehouderij op het vee?

  • Dierenwelzijn > de kwaliteit van leven van een dier
  • Dierenwelzijn in intensieve veehouderij is laag:
    - dieren hebben weinig ruimte
    - dieren kunnen zich niet gedragen zoals ze dat in de
    natuur zouden doen
  • Gevolgen van laag dierenwelzijn:
    - de dieren krijgen last van stress
    - de dieren gaan abnormaal gedrag vertonen

Slide 9 - Tekstslide

6.2 Voedsel voor veel mensen
  • Wat? Maken 6.2 – Opdracht 11 t/m 19
  • Hoe? Blz. 134 t/m 138
  • Hulp? Eerst overleggen met buur, daarna docent vragen.
  • Tijd? 20 minuten
  • Uitkomst? Opdracht 11 t/m 19 is af. Niet af? Rest is huiswerk.
  • Klaar? Samenvatting dikgedrukte woorden maken (lijst)



  • Gewasbeschermingsmiddelen zijn gifstoffen en kunnen veel schade aan de natuur aanbrengen
    1. de middelen moeten selectief zijn > alleen de plaagorganismen doden
    2. de middelen moeten biologisch afbreekbaar zijn > bacteriën en schimmels moeten het middel af kunnen breken, zo blijft het gif minder lang in de bodem
  • Als het middel lang in de bodem blijft kunnen planten het gif opnemen, dieren die deze planten eten krijgen dan ook het gif binnen > gifstoffen worden zo doorgegeven
    - aan het einde van de voedselketen krijg je gifophoping > organismen aan het einde van de keten krijgen zoveel gif binnen dat ze doodgaan

Slide 10 - Tekstslide