Veel botten zijn met elkaar verbonden door gewrichten.
Hierdoor kunnen botten ten opzichte van elkaar bewegen.
Sommige botten zijn met elkaar verbonden door kraakbeen (en dus niet door een gewricht). Bijvoorbeeld je borstbeen. Hierdoor kunnen je ribben bewegen als je ademt.
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
je gewrichten
de gewrichtskogel van het ene bot zit in de gewrichtskom van een ander bot
kraakbeen zorgt ervoor dat het gewricht soepel kan bewegen
het gewrichtskapsel zorgt samen met spieren dat de botten stevig aan elkaar blijven zitten
Slide 6 - Tekstslide
Je gewrichten
Er bestaan verschillende soorten gewrichten.
De belangrijkste 2 zijn:
- kogelgewrichten
- scharniergewrichten
Slide 7 - Tekstslide
je gewrichten
kogelgewricht:
- de gewrichtskogel van het ene bot draait in de gewrichtskom van het andere bot
- dit gewricht kan alle kanten op bewegen
- bijv. schoudergewricht
Slide 8 - Tekstslide
je gewrichten
scharniergewricht:
- 2 botten bewegen als een scharnier van een deur
- alleen heen en weer bewegen
- bijv knie en de gewrichten in je vingers
Slide 9 - Tekstslide
leerdoelen vandaag
Aan het einde van de les:
- kan je de bouw en werking van spieren beschrijven
- kan je uitleggen wat antagonisten zijn en hiervan een voorbeeld geven
- kan je het belang van een goede lichaamshouding aangeven
Slide 10 - Tekstslide
nieuwe theorie: 4.4 Je spieren
Om te bewegen heb je spieren nodig.
Spieren zorgen voor het bewegen van:
- botten
- organen (bv. maag, hart)
Alle spieren bij elkaar is je spierstelsel
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Tekstslide
Je spieren
Een spier bestaat uit spiervezels.
Deze zorgen ervoor dat de spier heel sterk is.
Dit kan je vergelijken met een stuk touw.
Slide 13 - Tekstslide
Je spieren
Een spier bestaat uit spiervezels.
Een spier zit met pezen aan botten vast. De plaats waar een pees aan een bot vastzit, noem je aanhechtingsplaats.
Slide 14 - Tekstslide
Je spieren
Een spier kan samentrekken (een pees niet!).
Als een spier zich samentrekt, dan wordt de spier korter.
De spier trekt dan de botten waar de spier aan elkaar vastzit naar elkaar toe. Zo ontstaat beweging: buigen of strekken.
Slide 15 - Tekstslide
Slide 16 - Tekstslide
Je spieren
Op de afbeelding hiervoor, zie je wat er gebeurt als de armbuigspier (biceps) zich samentrekt.
De spier wordt korter en dikker.
Hij trekt de onderarm in de richting van het opperarmbeen.
Hierdoor buigt je arm en komt je hand omhoog.
Slide 17 - Tekstslide
Je spieren
Een spier kan alleen maar samentrekken. Een spier kan niet een bot terugduwen.
Antagonisten zijn twee spieren met een tegengestelde werking.
Bijvoorbeeld de armbuigspier en een armstrekspier.
Alle spieren in je lichaam hebben een antagonist.
Slide 18 - Tekstslide
https:
Slide 19 - Link
Je spieren
lichaamshouding: de manier waarop je zit of staat. Hierbij is vooral de wervelkolom belangrijk.
Een goede lichaamshouding voorkomt nekpijn en rugpijn.
Slide 20 - Tekstslide
Bij een goede lichaamshouding heeft de wervelkolom heeft een dubbele S-vorm (tweemaal de letter S boven elkaar).
Spieren die aan de wervels vastzitten zorgen voor die vorm.
Het is belangrijk dat je tijdens het bewegen de dubbele S-vorm zoveel mogelijk vasthoudt.
Slide 21 - Tekstslide
zitten
Bij een goede zithouding zit je rechtop.
De hoek tussen je bovenbenen en je onderbenen is tenminste 90 graden.
De hoek tussen onderarmen en bovenarmen is ook 90 graden.
Slide 22 - Tekstslide
Je spieren
Ook bij het tillen is het belangrijk dat je de dubbele S-vorm van de wervelkolom zo goed mogelijk behoudt.
Mensen de vaak en zwaar tillen, hebben meer kans op rugklachten.
Slide 23 - Tekstslide
Slide 24 - Tekstslide
Slide 25 - Tekstslide
Je spieren
spierkracht
Een gewichtheffer is veel gespierder dan een marathonloper.
Een gewichtheffer heeft meer spierkracht.
Een marathonloper heeft een groter uithoudingsvermogen. Dat gaan we zien in de volgende basisstof.
Slide 26 - Tekstslide
VRAGEN??
Slide 27 - Tekstslide
zelf aan de slag
4.4 Je spieren: lees de tekst en maak de opdrachten:
opdracht 22, 23, 25 en 26
Slide 28 - Tekstslide
herhalen leerdoelen
Aan het einde van de les:
- kan je de bouw en werking van spieren beschrijven
- kan je uitleggen wat antagonisten zijn en hiervan een voorbeeld geven
- kan je het belang van een goede lichaamshouding aangeven