12.1 Erfelijke eigenschappen doorgeven

Herhaling 11.4
1. Zet (in je schrift) op volgorde van groot naar klein: kern, cel, chromosoom, genoom, gen, allel

2. Leg uit aan je buurman- of vrouw wat het verschil is tussen een gen en allel. 
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 21 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Herhaling 11.4
1. Zet (in je schrift) op volgorde van groot naar klein: kern, cel, chromosoom, genoom, gen, allel

2. Leg uit aan je buurman- of vrouw wat het verschil is tussen een gen en allel. 

Slide 1 - Tekstslide

DNA
Genoom: alle chromosomen samen
Chromosoom: draden van DNA in de celkern
Gen: stukje DNA dat codeert (informatie geeft) voor één erfelijke eigenschap (bijv. haarkleur)
Allel: variant van een gen (bijv. allel voor bruin haar)


Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen 12.1
  • Je kunt uitleggen wat homozygoot en wat heterozygoot betekent.
  • Je kunt uitleggen wat dominant en recessief is.
  • Je kunt uitleggen hoe eigenschappen overerven.
  • Je kunt voorspellen welke eigenschappen nakomelingen kunnen hebben.

Slide 3 - Tekstslide

Homozygoot en heterozygoot
Elk gen codeert voor een erfelijke eigenschap.

Van ieder gen zijn er verschillende versies (Allelen).

In de lichaamscellen heb je voor ieder gen
2 allelen: je krijgt 1 allel van je vader en 1 allel van je moeder.

2 dezelfde allelen = homozygoot
2 verschillende = heterozygoot

Slide 4 - Tekstslide

Homozygoot en heterozygoot
Allelen kunnen recessief en dominant zijn.
Als iemand heterozygoot is voor oogkleur, dan komt het dominante allel tot uiting.

Slide 5 - Tekstslide

Recessief en dominant
Allelen kunnen recessief en dominant zijn.
Als iemand heterozygoot is voor oogkleur, dan komt het dominante allel tot uiting.

Slide 6 - Tekstslide

Genotypen noteren
Dominante allel: hoofdletter
Recessieve allel: kleine letter

Homozygoot dominant: AA
Homozygoot recessief: aa
Heterozygoot: Aa

Slide 7 - Tekstslide

Kruisingsschema maken
Met behulp van een kruisingsschema kun je bepalen hoe de nakomelingen (kinderen) eruit kunnen komen te zien. 

Filmpje voor extra uitleg/herhaling: https://www.youtube.com/watch?v=H2V0tLVnWmM 

Slide 8 - Tekstslide

Kruisingsschema maken
Met behulp van een kruisingsschema kun je bepalen hoe de nakomelingen (kinderen) eruit kunnen komen te zien. 

Filmpje voor extra uitleg/herhaling: https://www.youtube.com/watch?v=H2V0tLVnWmM 

Slide 9 - Tekstslide

Stappenplan kruisingsschema maken
1. Noteer van beide ouders de fenotypen.
2. Noteer van beide ouders de genotypen.
3. Bepaal welke allelen kunnen voorkomen in de geslachtscellen (voortplantingscellen). 
4. Vul de mogelijke opties in in het kruisingsschema (mannen horizontaal, vrouwen verticaal). 



Slide 10 - Tekstslide

Maken
Zelf bestuderen/doorlezen: 12.1
Maken: opdracht 1 t/m 11


Klaar? Nakijken -> antwoorden staan op itslearning, daarna maken samenvatting 12.1 of testjezelf (11.2 t/m 11.4)

Slide 11 - Tekstslide

Les 2
Programma:
1. Samen oefenen met kruissingsschema's
2. Zelfstandig werken aan opdrachten 12.1 
3. Nakijken en bespreken opdrachten 12.1 

Slide 12 - Tekstslide

Genotypen noteren
Dominante allel: hoofdletter A
Recessieve allel: kleine letter a

Homozygoot dominant: AA
Homozygoot recessief: aa
Heterozygoot: Aa

Slide 13 - Tekstslide

Samen oefenen
Bij mensen is een bruine oogkleur dominant over blauwe ogen.

Welke genotypen horen bij iemand met bruine ogen?

Welk genotype hoort bij iemand met blauwe ogen?

Slide 14 - Tekstslide

Samen oefenen
Een man met bruine ogen (AA) heeft een vrouw met blauwe ogen (aa).
   
Welk genotype hebben de zaadcellen en eicellen?

Slide 15 - Tekstslide

Samen oefenen
Een man met bruine ogen (AA) heeft een vrouw met blauwe ogen (aa).

Welk genotype hebben de nakomelingen in de F1?

Slide 16 - Tekstslide

Samen oefenen
Een man met bruine ogen (AA) heeft een vrouw met blauwe ogen (aa).

a. Welke genotypen kunnen de nakomelingen hebben in de F2? 
b. Hoe groot is de kans dat er in de F2 een kind geboren wordt dat homozygoot recessief is?

Slide 17 - Tekstslide

Controle leerdoel
Je kunt voorspellen welke eigenschappen nakomelingen hebben.

Twee ouders zijn heterozygoot voor de bruine oogkleur. Bruine ogen is dominant over blauwe ogen.

Hoe groot is de kans op een zoon met blauwe ogen? 

Slide 18 - Tekstslide

Opdracht (in tweetallen)
Bij beren wordt de vachtkleur bepaald door twee verschillende allelen. Het allel voor bruine vacht (B) is dominant over het allel voor zwarte vacht (b). Een heterozygote beer kruist met een zwarte beer. 

1. Waarom heb je altijd twee allelen voor iedere eigenschap (gen)
2. Wat voor vachtkleur heeft de heterozygote beer?
3. Schrijf de kruising uit. Hoe groot is de kans dat de nakomelingen zwart zijn? 
timer
6:00

Slide 19 - Tekstslide

Zelfstandig werken
Ga aan de slag met opdracht 12 t/m 18 van paragraaf 12.1 

Klaar? Nakijken via Its Learning.

Slide 20 - Tekstslide

Bespreken opdrachten

Slide 21 - Tekstslide