zinsdelen mv

Welkom allemaal!
Vandaag:

Oefenzin
Nakijken huiswerk

Aan het eind van deze les weet je wat het meewerkend voorwerp is en hoe je dit kunt vinden.
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsVoortgezet speciaal onderwijs

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Welkom allemaal!
Vandaag:

Oefenzin
Nakijken huiswerk

Aan het eind van deze les weet je wat het meewerkend voorwerp is en hoe je dit kunt vinden.

Slide 1 - Tekstslide

Oefenzin

De film Achtste groepers huilen niet is (regisseren)............... door Derk Bots.

Slide 2 - Tekstslide

Oefenzin 2
De slager gaf ons deze (braden).......... kip .

Slide 3 - Tekstslide

Lijdend voorwerp
Maken opdracht 11 blz. 119

Slide 4 - Tekstslide

Meewerkend voorwerp

Slide 5 - Tekstslide

Meewerkend voorwerp . 
geven
mailen
schrijven
vragen stellen
laten zien
kopen
vertellen

Slide 6 - Tekstslide

Oefenen meew.vw
Blz 187 opdracht 5 en 6

Slide 7 - Tekstslide

Julian geeft zijn oma een mooie bos bloemen. Wat is het mv?

Slide 8 - Woordweb

Bijwoordelijke bepaling .  
Dat zijn de woorden in een zin die aangeven waar, wanneer en waarom iets gebeurt.

Ik stond te wachten bij de bushalte.
Gisteren heb ik schoenen gekocht.
Mijn buurjongen vond een wapen in zijn tuin.
Tijdens de vakantie zijn wij in Parijs geweest.

Slide 9 - Tekstslide

Oefenen bijw.bep.
Blz. 178 opdracht 18
Blz 227 opdracht 6 en 7

Slide 10 - Tekstslide

Even bewegen!
- Je krijgt een zin te zien op het bord met een vraag.
- Je denkt 1 min. na over jouw antwoord.
- Er wordt een antwoord getoond.
- Ben je het hier mee eens of oneens?
- Na het teken kies je je kant van het lokaal: ja (DEUR) nee (RAAM

Slide 11 - Tekstslide

De docent las ons een mooi verhaal voor.



ONS = lijdend voorwerp 

Slide 12 - Tekstslide

De oudjes liepen heel langzaam door de straat.



Door de straat = lijdend voorwerp

Slide 13 - Tekstslide

Omar heeft zijn oma een mooi cadeau gegeven.


In deze zin zit GEEN meewerkend voorwerp.

Slide 14 - Tekstslide

De trein stond urenlang stil op het spoor.



'op het spoor' is een bijwoordelijke bepaling.

Slide 15 - Tekstslide