3C naamvallen oefenen

naamvallen hoe en wat

persoonlijk vnw



Er zijn drie naamvallen die je moet kennen:
1e - Nominativ
3e - Dativ 
4e - Akkusativ
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

naamvallen hoe en wat

persoonlijk vnw



Er zijn drie naamvallen die je moet kennen:
1e - Nominativ
3e - Dativ 
4e - Akkusativ

Slide 1 - Tekstslide

Nominativ
- onderwerp
- naamwoordelijk deel van het gezegde

Vind je door te ontleden

Slide 2 - Tekstslide

Dativ
vind je d.m.v. :
- voorzetsels:
aus, bei, mit, nach, seit, von, zu, außer, gegenüber, entgegen

- ontleden:
meewerkend voorwerp -> aan wie / voor wie

Slide 3 - Tekstslide

Akkusativ
vind je d.m.v.:
- voorzetsels:
bis, durch, für, gegen, ohne, um, entlang

- ontleden:
lijdend voorwerp -> wat + wwg + onderwerp 

Slide 4 - Tekstslide

ik - mij
jij - jou
hij - hem
zij - haar
het - het
wij - ons
jullie - jullie
zij - hen
u - u
ich - mir - mich
du -  dir -  dich    
er -   ihm - ihn    
sie -   ihr -  sie    
es -   ihm - es   
wir -   uns -  uns  
ihr - euch - euch
sie - ihnen - sie
Sie - Ihnen - Sie

Slide 5 - Tekstslide

vul de juiste vorm in:
Habe ich es (je)... schon erzählt?

Slide 6 - Open vraag

vul de juiste vorm in:
Kann ich (u)... jetzt sprechen?

Slide 7 - Open vraag

vul de juiste vorm in:
Können Sie etwas (tegen het)... Lärm tun? (der Lärm)

Slide 8 - Open vraag

vul de juiste vorm in:
Ich kann (haar)... nicht gut verstehen.

Slide 9 - Open vraag

vul de juiste vorm in:
(bij zulk) Wetter bleibe ich zu Hause.
(das Wetter)

Slide 10 - Open vraag

vul de juiste vorm in:
Ist das (van jou)...?

Slide 11 - Open vraag

vul de juiste vorm in:
Ich gebe (u) die Blumen

Slide 12 - Open vraag

vul de juiste vorm in:
Das Motorrad raste (door de)... Straße.

Slide 13 - Open vraag

vul de juiste vorm in:
Ich bin (na deze) Dame an der Reihe

Slide 14 - Open vraag

vul de juiste vervoeging in van het pers. vnw:
jij Darf ich ..... fotografieren?
A
du
B
dir
C
dich
D
do

Slide 15 - Quizvraag

zij - zij
.... sieht .... immer bei der Brücke
A
Sie - sie
B
Sie - ihr
C
Sie - Sie
D
Sie - Ihr

Slide 16 - Quizvraag

hij - ik - ik
... fragt ..., ob ... in die Stadt komme.
A
Er - mich - ich
B
Er - ich - ich
C
Er - mir - ich
D
Er - mir - mich

Slide 17 - Quizvraag

welke vragen heb je nog?

Slide 18 - Open vraag