10 juni PTA & hh stof

1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

PTA-1 leesvaardigheid
2 Teksten
Ongeveer 30 vragen
Ruim 40 punten

Ongeveer 15 punten theorie





Slide 2 - Tekstslide

Communicatie> Argumentatieleer
Oud: Inhoud & Opbouw
H 2, 3, 4, 5, 6
Nieuw: Argumentatieleer
H 19, 20, 21, 22

Slide 3 - Tekstslide

En dan nu
09:00 -09:45  In stilte
- doornemen Lessonup 10 juni PTA in Teams
- vragen op apart blaadje noteren
- Afronden verslag PTA-toets literatuur

09:45-10:00 fluisteren/overleg
10:00-10:15 Vragenkwartiertje

Slide 4 - Tekstslide

Herhaling: Inhoud en opbouw
(H2) Voorkeursplaatsen: onderwerp/deelonderwerp/hoofdgedachte? 
Onderwerp introduceren: voorbeeld, anekdote, opvallende stelling...?

(H3) Tekstsoorten: feitelijk, waarderend (beschouwing/betoog), verhalend 
(H4) Inleiding (soorten inleidingen), kern (deelonderwerpen), slot

(H6) Tekstverbanden: opsomming, tijd, reden, voorwaarde, inperking, tegenstelling, vergelijking, omschrijving, voorbeeld, verduidelijking, doel, toegeving, conclusie, samenvatting 



Slide 5 - Tekstslide

Hoofdstuk 6: alinea's en verbanden

Slide 6 - Tekstslide

Wat is het tekstdoel?
Wat is het tekstdoel?
A
overtuigen
B
activeren
C
informeren
D
amuseren

Slide 7 - Quizvraag

Je kunt een anekdote in de inleiding gebruiken. Een anekdote is:

A
Een korte samenvatting van de inleiding
B
Een kort, fictief, serieus verhaaltje
C
Een kort, grappig, waargebeurd verhaaltje

Slide 8 - Quizvraag

Welke tekstsoort laat meerdere kanten van een kwestie zien?
A
betoog
B
beschouwing
C
Procedure
D
Uiteenzetting

Slide 9 - Quizvraag

Tekstsoorten

Doel van een krantenbericht
A
Informeren
B
Je iets laten doen
C
Mening geven
D
Amuseren

Slide 10 - Quizvraag


Wat is de hoofdgedachte?
A
Twee scholen in de Randstad verbieden leerlingen examen te doen
B
Een school mag een leerling adviseren af te zien van examen
C
Vijf leerlingen meldden zich de afgelopen maand bij het LAKS
D
Om een hoog slagingspercentage te garanderen, weigeren scholen leerlingen met slechte cijfers examen te laten doen.

Slide 11 - Quizvraag

Welk signaalwoord hoort bij het tekstverband doel, middel?
A
ten eerste
B
om (te)
C
al met al
D
zoals

Slide 12 - Quizvraag

Bij welk tekstverbanden horen de signaalwoorden 'ook', 'bovendien' en 'tevens'?
A
opsomming
B
tegenstelling
C
tijdsvolgorde
D
reden

Slide 13 - Quizvraag

Het signaalwoord 'tenzij' hoort bij een .... tekstverband
A
tegenstellend
B
oorzakelijk
C
toegevend
D
voorwaardelijk

Slide 14 - Quizvraag

Signaalwoord: daarnaast

Tekstverband:
A
tijdsvolgorde
B
opsomming
C
tegenstelling

Slide 15 - Quizvraag

Hoe introduceer je in de inleiding van een betoog het onderwerp van je tekst?
A
Je stelt een vraag.
B
Je formuleert een probleem.
C
Je beschrijft een verschijnsel.
D
Je noemt je standpunt.

Slide 16 - Quizvraag

Tekststructuur H5

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

NIEUW: Argumentatie H19
Overtuigen: hoe dan? 
Manipuleren, chanteren, geweld? Neeeeeeee
Je standpunt/visie/opvatting/stelling/mening ondersteun je met argumenten.
Tegenargument is een argument tegen het standpunt en met een weerlegging ontkracht je een argument.

Slide 19 - Tekstslide

NIEUW: Argumentatie H19

Tegenargument is een argument tegen het standpunt en met een weerlegging ontkracht je een argument.

Feitelijke en waarderende uitspraken
Oplossen/beslechten/compromis

Slide 20 - Tekstslide

Argumentatiestructuur H20

Slide 21 - Tekstslide

Soorten argumentatieschema's H21
1. Kenmerken
2. Vergelijking
3. Causaliteit

Slide 22 - Tekstslide

Kenmerken
- kenmerken
Zij is koopverslaafd, want zij koopt minstens één keer per week nieuwe kleren.
- voorbeelden
Irene is chaotisch. Gisteren had ze haar sportspullen thuis laten liggen, eergisteren was ze haar fietssleutel kwijt en vandaag liet ze haar brood op het aanrecht liggen.
- voor- en nadelen
Je moet stoppen met roken, want sigaretten zijn heel duur. (nadeel)
Laten we nu naar het strand gaan, want daar is het lekker rustig. (voordeel)

Slide 23 - Tekstslide

Vergelijking

Het is niet raar dat ze in Brazilië op grote schaal oerwoud verbranden om landbouwgrond te creëren: in West-Europa hebben wij onszelf toch ook in de loop der jaren moeten ontwikkelen tot we een moderne samenleving zijn geworden?

Slide 24 - Tekstslide

Causaliteit
Oorzaak en gevolg
Er zal zich in de toekomst minder geweld tegen hulpverleners voordoen, want de straffen die opgelegd worden aan overtreders, zijn inmiddels veel zwaarder geworden.

Slide 25 - Tekstslide

Drogredenen H22
1. Autoriteitsargument
2. Vals dilemma
3. Overhaaste generalisatie
4. Verkeerde vergelijking
5. De persoonlijke aanval
6. Het ontduiken van bewijslast
7. De cirkelredenering
8. Het vertekenen van een standpunt
9. Het bespelen van publiek

Slide 26 - Tekstslide

Het opvoeren van een deskundige is een goed voorbeeld van argumentatie op basis van
A
feiten
B
drogredenen
C
voorbeelden
D
autoriteit

Slide 27 - Quizvraag

Het wordt steeds warmer op aarde. Dat komt door het broeikaseffect.
Dit is een voorbeeld van een argumentatie op basis van
A
een vergelijking
B
een voorbeeld
C
een autoriteit
D
een oorzaak

Slide 28 - Quizvraag

Drogredenen
Tegenwoordig heeft elke leerling een smartphone. Vind je het gek dat ze niet opletten in de les?
A
Vals dilemma
B
Verkeerde vergelijking
C
Oorzaak-gevolg
D
Ontduiken bewijslast

Slide 29 - Quizvraag

Over welke drogredenen hebben wij het hier?

Ik heb geen zin in eten, want ik heb geen trek.
A
ontduiken van bewijslast
B
cirkelredenering
C
onjuiste oorzaak-gevolgrelatie
D
verkeerde vergelijking

Slide 30 - Quizvraag

drogredenen:
Je weet niks van gezond leven, want je drinkt zelf ook alcohol.
A
cirkelredenering
B
ontduiken van bewijslast
C
verkeerde vergelijking
D
persoonlijke aanval

Slide 31 - Quizvraag

Kies de juist drogredenen. Sinds de uitvinding van de rekenmachine kan niemand meer rekenen.
A
persoonlijke aanval
B
bespelen van het publiek
C
vertekenen van het standpunt
D
onjuiste oorzaak-gevolgrelatie

Slide 32 - Quizvraag

Drogredenen:
'Als je deze tandpasta gebruikt, zul je nooit meer gaatjes hebben.'

A
Verkeerde vergelijking
B
Vals dilemma
C
Overdrijven voor- of nadelen
D
Onjuist beroep oorzaak-gevolg

Slide 33 - Quizvraag


Wat voor soort argumentatie is dit?
A
meervoudige argumentatie
B
enkelvoudige argumentatie
C
onderschikkende argumentatie
D
meervoudige onderschikkende argumentatie

Slide 34 - Quizvraag

Deze argumentatie is ...
A
enkelvoudig
B
nevenschikkend
C
onderschikkend
D
onder- en neven- schikkend

Slide 35 - Quizvraag


Wat voor soort argumentatie is dit?
A
meervoudige argumentatie
B
enkelvoudige argumentatie
C
onderschikkende argumentatie
D
Nevenschikkend afhankelijk

Slide 36 - Quizvraag

Let ook hierop
1) Citeren: "De schrijver wil graag ...tot aan het einde"(r344-355)
of het hele citaat overnemen.
2) Als er staat citeer/schrijf/geef een zin: dan geef je een 1 HELE zin, die begint met een hoofdletter en eindigt met een punt.
3) Als er staat geef een gedeelte van een zin, dan geef je juist GEEN hele zin.
4) Neem een gedeelte van de vraag over en knoop dan je antwoord eraan vast.

Slide 37 - Tekstslide