Moleculaire mechanismen van overerving
1 / 21
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Video
Wat was de hypothese van Avery bij dit experiment (zie figuur)?
Slide 5 - Open vraag
Mensen met fenylketonurie moeten voedingswaren met aspartaam (een zoetstof) vermijden. Waarom? zoek het op en vermeld je bron.
Slide 6 - Open vraag
Beschrijf wat Griffith door middel van zijn experimenten heeft aangetoond.
Slide 7 - Open vraag
Wat versta je onder genexpressie?
Slide 8 - Open vraag
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Video
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Video
Wat versta je onder splicing?
A
het knippen van introns uit precursor-RNA
B
het knippen van exons uit precursor-RNA
Slide 13 - Quizvraag
Wat is de DNA-code voor het aminozuur tryptofaan (Trp)?
A
ACC
B
UGG
C
CCA
D
GGA
Slide 14 - Quizvraag
Voor welk aminozuur codeert het codon UGC?
A
Arg (arginine)
B
Ala (alanine)
C
Ser (serine)
D
Cys (cysteïne)
Slide 15 - Quizvraag
Wat is een codon?
A
de opeenvolging van 3 basen in het mRNA die de code voor een bepaald aminozuur bepaalt
B
de opeenvolging van 3 basen in het DNA die de code voor een bepaald aminozuur bepaalt
Slide 16 - Quizvraag
Geef een omschrijving voor 'precursor-RNA'.
Slide 17 - Open vraag
RNA wordt overgeschreven in de richting 5' naar 3'. Waarnaar verwijzen deze cijfers?
A
naar de nummers van de organische basen die gebonden zijn op de suiker-fosfaatrug
B
naar de nummers van de C-atomen van de organische basen
C
naar de nummers van de C-atomen van ribose
D
naar de nummers van de C-atomen van desoxyribose
Slide 18 - Quizvraag
Bij de translatie wordt een startcomplex gevormd. Welke onderdelen maken hier deel van uit?
Slide 19 - Open vraag
Beschrijf de stappen op het einde van de translatie waardoor een werkzaam proteïne als eindresultaat ontstaat.
