Moleculaire genetica

Inhoud
  • Structuur van proteïnen
  • Synthese van proteïnen
  • Oefening op vorming van proteïnen
  • Inleiding biotechnologie

1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieSecundair onderwijs

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Inhoud
  • Structuur van proteïnen
  • Synthese van proteïnen
  • Oefening op vorming van proteïnen
  • Inleiding biotechnologie

Slide 1 - Tekstslide

Je kan na deze les:
  • Uitleggen wat een essentieel aminozuur is
  • Uitleggen wat een niet-essentieel aminozuur is
  • De 4 structuren van een proteïne opsommen
  • Uitleggen hoe proteïne zijn opgebouwd aan de hand van de verschillende structuren
  • De twee stappen in eiwitsynthese opsommen
  • Opsommen waar de twee stappen van de eiwitsynthese plaatsvinden
  • Uitleggen wat transcriptie is
  • Uitleggen wat translatie is
  • Het begrip splicing uitleggen
  • Aan de hand van een gegeven nucleotiden bepalen welk eiwit er wordt gevormd
  • Het begrip biotechnologie uitleggen

Slide 2 - Tekstslide

Structuur van een proteïne
DNA is een polymeer = macromoleculen die ontstaan door een aaneenschakeling van vele kleinere moleculen, de monomeren. DNA als polymeer wordt een polynucleotide genoemd. 
Monomeer = Monomeren zijn de kleine moleculen waaruit een polymeer is opgebouwd, bij DNA zijn dat de nucleotiden.
Eiwitten zijn net zo opgebouwd het zijn polymeren die polypetiden worden genoemd en bestaan uit monomeren, peptiden of aminozuren.

Slide 3 - Tekstslide

Structuren
van een proteïne

Slide 4 - Woordweb

Structuur van een proteïne
  • Primaire structuur
  • Secundaire structuur
  • Tertiaire structuur
  • Quaternaire structuur

Slide 5 - Tekstslide

Primaire structuur
= is de aaneenschakeling van aminozuren
Volgorde en hoeveelheid van aminozuren = karakteristiek
voor eiwit
Er zijn verschillende aminozuren:
  • Essentiële = het lichaam kan deze 
    niet produceren, opname via voeding
  • Niet-essentiële =kan het lichaam
    zelf produceren

Slide 6 - Tekstslide

Algemene structuur van aminozuren:





Restgroep bepaalt het aminozuur
Aaneenschakeling via peptidebinding:





Via een condensatie reactie wordt water afgesplitst

Slide 7 - Tekstslide

Primaire structuur

Slide 8 - Tekstslide

Secundaire structuur
  • Lokale vouwingen in drie dimensionele structuurelementen: alfa helix en beta-sheet
  • H- bruggen tussen het H-atoom van de NH-groep en het O-atoom van de C=O-groep -> een spiraalstructuur (helix) of een vouwbladstructuur
  • De α-helixstructuur: lange ketting van aminozuren uit de primaire structuur die zich opwindt als een spiraal, H-bruggen => stabiliteit
  • De β-plaat: uit twee naast elkaar liggende polypeptideketens via H-bruggen

Slide 9 - Tekstslide

Secundaire structuur
alfa-helix
bèta-plaat

Slide 10 - Tekstslide

Tertiaire structuur 
Verdere vouwing in ruimtelijke vorm
Aantrekkingskrachten tussen de zijketens, restgroepen
hydrofobe interacties, ion-interacties en zwavelbruggen

Slide 11 - Tekstslide

Quaternaire structuur
  • Associatie van meerdere eiwitketens
  • Waterstofbruggen tussen verschillende peptidebindingen

Slide 12 - Tekstslide

Van DNA naar aminozuren
2 stappen: 
  • Transcriptie -> in de kern
  • Translatie ->  in het cytoplasma/cytosol
Bekijk op de volgende slides de filmpjes
over transcriptie en translatie
Je kan de ondertiteling uitzetten of
laten vertalen naar het Nederlands

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Video

Slide 15 - Video

Hoe noemt het enzym dat zorgt voor de aanmaak van een mRNA-molecule?

Slide 16 - Open vraag

Drie opeenvolgende nucleotiden coderen voor een aminozuur
A
Waar
B
Niet waar

Slide 17 - Quizvraag

Na aanmaak van mRNA, kan het mRNA direct van de kern naar het cytosol. Waar of niet waar? Leg uit.

Slide 18 - Open vraag

De drieletterige code in tRNA wordt...
genoemd
A
Codon
B
Anticodon
C
Triplet

Slide 19 - Quizvraag

Welk molecule/enzym/complex zorgt niet voor de transcriptie
A
RNA-Polymerase
B
DNA
C
Ribosomen

Slide 20 - Quizvraag

Via welk cel onderdeel worden eiwitten gemaakt?

Slide 21 - Open vraag

Aminozuur bepaling
Aan de had van codons kan bepaald worden welk aminozuur wordt ingebouwd in het eiwit.

Bijvoorbeeld CAC. 
  1. Je kijkt naar de eerste letter C, die bevindt zich in de 2de rij. 
  2. Dan kijk je naar de 2de letter dat is een A die bevindt zich in de derde kolom. 
  3. Als laatste kijk je naar de laatste letter C. We komen dus uit bij het aminozuur His.

Slide 22 - Tekstslide

Aminozuur bepaling
Je kan het aminozuur ook bepalen aan de hand van een cirkel. (Dit vind ik zelf iets handiger)
Hierbij vertrek je in het midden en ga je naar buiten. Bijvoorbeeld ACG.
  1. A bevindt zich in het midden in het rode vakje.
  2. Je gaat 1 vakje naar buiten, C bevindt zich in het groene vakje.
  3. Je gaat 1 vakje naar buiten, G bevindt zich in het gele vakje. Het aminozuur is Thr.

Slide 23 - Tekstslide

Aminozuur bepaling
Er zijn 4 codons die een andere of extra functie hebben.
  • AUG = start codon geeft weer waar de translatie kan starten, dit codon codeert ook voor het aminozuur methionine.
  • UGA, UAA, UAG = stop codons geven weer waar de translatie stopt, deze coderen niet voor een aminozuur.

Slide 24 - Tekstslide

Welk aminozuur wordt er gevormd bij een codon UAC?
Tip: klik op de afbeelding dan wordt deze groter.

Slide 25 - Open vraag

DNA non- template : 5’ ATG CCA GCT TAA 3’
DNA template : 3’ TAC GGT CGA ATT 5’
Welk mRNA molecule wordt aangemaakt?
A
AUG CCA GCU UAA
B
ATG GCA GCT TAA
C
UAC GGU CGA AUU

Slide 26 - Quizvraag

Welk eiwit wordt er gevormd ?
DNA template : 3’ TAC GGT CGA ATT 5’
Let op een eiwit bestaat niet uit start en stop aminozuren.

Slide 27 - Open vraag

Wat gebeurt er met het eiwit wanneer in de vorige oefening in het derde codon de C in een U verandert ?
DNA template vorige oefening : 3’ TAC GGT CGA ATT 5’

Slide 28 - Open vraag

Biotechnologie
Bios = Leven & technologie -> menselijke tussenkomst
= technologie die je gebruikt om met behulp van biologische processen producten te maken bv. Kaas, bier, brood
  • Klassieke: om gewenste eigenschappen te bekomen, productie van voeding ,het fokken van dieren en het  kweken van planten, gist, schimmels en bacteriën
  • Moderne: worden technieken en studies verstaan als genetische modificatie, mutatie veredeling en celfusie

Slide 29 - Tekstslide

Klassieke biotechnologie
Beperkingen biotechnologie:
 - Soortbarrière: kruising tussen soorten niet
    mogelijk wegens ander aantal
    chromosomen
 - Langdurig: niet altijd gewenste eigenschappen
   overgedragen & duurt meerdere generaties
=> Past DNA niet of indirect aan


Slide 30 - Tekstslide

Moderne biotechnologie
Gentechnologie
Past de eigenschappen van bacteriën, planten en dieren voor menselijk gebruik aan, door in te grijpen in het DNA
GGO (Genetisch Gemodificeerde Organismen) of GMO (genetically modified organisms)

Slide 31 - Tekstslide

Ga op zoek naar een voorbeeld van de klassieke biotechnologie. Noteer je voorbeeld hier en/of voeg een afbeelding toe.

Slide 32 - Open vraag

Ga op zoek naar een voorbeeld van de moderne biotechnologie. Noteer je voorbeeld hier en/of voeg een afbeelding toe.

Slide 33 - Open vraag

Primaire structuur
Secundaire structuur
tertiaire structuur
quaternaire structuur
Interactie zijketens
Peptide binding

Slide 34 - Sleepvraag

Klassieke biotechnologie wijzigt direct het DNA.
A
Niet waar
B
Waar

Slide 35 - Quizvraag