3.1 Armoede in de negentiende eeuw-2024

3.1 Armoede in de negentiende eew 
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

3.1 Armoede in de negentiende eew 

Slide 1 - Tekstslide

§3
Sociale zekerheid en de verzorgingsstaat in Nederland
BASIS
A
Oorzaken van armoede
Leerdoel:
Je kunt uitleggen waarom verschillende groepen mensen in de 19e eeuw in armoede leefden.
B
Wat deden parlement en regering?
Leerdoel:
Je kunt uitleggen dat bestuurders tot 1873 weinig deden tegen armoede.
C
 Veranderingen in de armenzorg
Leerdoel:
Je kunt uitleggen hoe na 1873 arbeiders en het bestuur de armoede probeerden te bestrijden.
Sociale wetten
liberalen
socialisten
confessionelen
liefdadigheid
vakbond
algemeen kiesrecht

Slide 2 - Tekstslide

a Oorzaken van armoede
  • Platteland
  • Mensen werkten als landarbeider/ambachtsman
  • Ze verdienden steeds minder omdat de fabrieken spullen goedkoper konden maken
  • In de loop van de 19e eeuw trokken veel mensen van het platteland naar de industriesteden. Zij hoopten daar werk te vinden als arbeider in een fabriek
 3.1 Armoede in de negentiende eeuw

Slide 3 - Tekstslide

a  Oorzaken van armoede
Bron 1 Vrouwen zijn aan het werk in een sigarenfabriek in Utrecht. (Foto uit ongeveer 1885.)

Stad ;
In grote steden leefden vooral de arbeiders in armoede.
  • De werkomstandigheden in fabrieken waren slecht.
  • De woonomstandigheden van arbeiders waren ook slecht. 
  • Er was weinig kennis over gezondheid.   er braken regelmatig besmettelijke ziekten uit, zoals cholera. Deze ziekten maakten duizenden slachtoffers.
 3.1 Armoede in de negentiende eeuw

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

a  Oorzaken van armoede
Andere groepen:
mensen die niet konden werken als arbeider of landarbeider.  zieken,gehandicapten en
 ouderen. 
Doordat zij niet konden werken, hadden ze geen inkomsten, want niemand kreeg een uitkering van de staat.
 3.1 Armoede in de negentiende eeuw

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

b. Wat deden parlement en regering?

Liberalen, socialisten en confessionelen
De rol van de overheid (landelijk en gemeentelijk) was erg klein: zij zagen het niet als hun taak.
Sommige gemeenten hadden een armenfonds. Dit fonds was niet verplicht en het geld was beperkt: op was op.

liberalen: overheid moet zorgen voor zoveel mogelijk vrijheid voor burgers en bedrijven.
Socialisten: vonden dat de overheid regels moest maken om geld en bezit eerlijker te verdelen over alle burgers.
Confessionelen: Dat waren katholieken en protestanten die vonden dat je bij het besturen van een land moet uitgaan van je geloof.
 3.1 Armoede in de negentiende eeuw

Slide 8 - Tekstslide

b. Wat deden parlement en regering?

Sociale wetten
wetten die mensen beschermen tegen de gevolgen van armoede, ziekte, ouderdom en werkloosheid.
Rijke mensen vonden dat niet belangrijk
Bij ziekte of werkloosheid klopte je in eerste instantie aan bij familie.
Geen familie? Dan was je afhankelijk van liefdadigheid.
Liefdadigheid in de 19e eeuw kwam van de kerk of rijke burgers.
Deze liefdadigheid bestond uit: voedsel, brandstof en kleding.
Om liefdadigheid te ontvangen moest je: het écht nodig hebben, je netjes gedragen, dankbaar zijn en naar de kerk gaan.
 3.1 Armoede in de negentiende eeuw

Slide 9 - Tekstslide

b. Wat deden parlement en regering?

Armenzorg:
1854: de Armenwet, liberalen en confessionelen  waren bang dat té veel armoede zou leiden tot diefstallen en rellen. Was de kas leeg, dan had je pech en kreeg je niets.

liefdadigheid.
Rijke mensen, de kerk of andere organisaties hulp geven aan arme mensen.


 3.1 Armoede in de negetiende eeuw

Slide 10 - Tekstslide

c Veranderingen in de armenzorg

Veranderingen in de armenzorg
In 1873 ging het wereldwijd opeens veel slechter met de economie dus:
  • arbeiders richten vakbonden op 
  • Arbeiders demonstreerden voor algemeen kiesrecht. 
  • Er kwam steun voor sociale wetten:
    de Leerplichtwet (1901) stond dat kinderen van 6 tot 12 jaar naar school moesten. 
    -In de Ongevallenwet (1901)  arbeiders krijgen kleine uitkering kregen, als ze door een fabrieksongeval niet meer konden werken.
    -In de Woningwet (1901) stonden voorschriften voor nieuwe woningen. Alle nieuwe huizen kregen bijvoorbeeld een kraan en een wc.
    -Ook begonnen gemeenten met de aanleg van riolering en waterleidingen. Zo verdwenen veel besmettelijke ziekten.
 3.1 Armoede in de negentiende eeuw

Slide 11 - Tekstslide

Liberalisme.
A
Opkomen voor de zwakkeren.
B
Zo min mogelijk overheidsbemoeienis.
C
Arme mensen.
D
Gelijkheid is belangrijk.

Slide 12 - Quizvraag

Socialisme.
A
Opkomen voor zwakkeren in de samenleving.
B
Zo min mogelijk overheidsbemoeienis.
C
Arbeiders.
D
Vrijheid is belangrijker dan gelijkheid.

Slide 13 - Quizvraag

Confessionalisme is een politieke stroming die
A
De arbeider centraal stelt
B
Het geloof centraal stelt
C
Gelijkheid centraal stelt
D
De ondernemer centraal stelt

Slide 14 - Quizvraag

Sociale wetten zijn ...

A
Wetten die de leef- en werkomstandigheden van arbeiders verbeteren.
B
Wetten die er voor zorgen dat arbeiders beter samenwerken.
C
Wetten die zorgen dat fabriekseigenaren meer rechten krijgen.
D
Wetten die de relatie tussen overheid en arbeiders vastleggen.

Slide 15 - Quizvraag

Wat was de eerste sociale wet?
A
Algemene Ouderdoms Wet
B
Bijstandswet
C
Kinderwetje van Van Houten
D
Armenwet

Slide 16 - Quizvraag

Wat is geen sociale wet
A
Kinderwetje
B
Woningwet
C
Leerplicht
D
Wegenwet

Slide 17 - Quizvraag