Oefenen examenvragen SE-1

Oefenen examenvragen SE-1
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

Onderdelen in deze les

Oefenen examenvragen SE-1

Slide 1 - Tekstslide

In de afbeelding is de overerving van de erfelijke ziekte hypofosfatase weergegeven. Deze ziekte zorgt er onder andere voor dat botten en tanden niet goed worden opgebouwd.
Een persoon die met zwart is weergegeven, heeft de ziekte hypofosfatase. Bij mensen is het gen voor deze ziekte recessief (a).

Wat is het genotype van Lianne? (zwarte bolletje)

A
aa
B
Aa
C
AA
D
Dat is niet te zeggen

Slide 2 - Quizvraag

Plotselinge verandering van het genotype noemen we......
A
recombinant-DNA-techniek
B
biotechnologie
C
mutatie
D
evolutie

Slide 3 - Quizvraag

Bij konijnen is de vachtkleur zwart dominant over wit. Een homozygoot zwart konijn wordt enkele malen gekruist met een wit konijn.
Hoe groot is de kans op witte konijntjes?
A
100%
B
75%
C
50%
D
0%

Slide 4 - Quizvraag

Haaien zijn gewervelde dieren. In de afbeelding zie je een stamboom die
de afstamming van verschillende groepen gewervelde dieren weergeeft
volgens de evolutietheorie.
Welke antwoorden zijn goed?
A
Haaien zijn eerder ontstaan dan beenvissen.
B
Beenvissen zijn meer verwant aan haaien dan aan amfibieën.
C
A en B kloppen allebei
D
A en B kloppen allebei niet

Slide 5 - Quizvraag

Wat is volgens de gegevens van de determineertabel een verschil tussen een raaf en een kraai.
A
De kleur van de oogring
B
De grootte van het lichaam.
C
De kaalheid van de huid bij de snavel.

Slide 6 - Quizvraag

Om een vaginale infectie aan te tonen onderzoekt een arts wat slijm uit de vagina (een uitstrijkje). Hij bekijkt cellen uit het uitstrijkje door een microscoop. Hij ziet behalve slijmvliescellen ook cellen van de ziekteverwekker. Deze cellen hebben een celwand.

Kan de arts hieruit afleiden of de ziekteverwekker een bacterie is of een schimmel?
A
Nee
B
Ja, want een bacterie heeft een celwand en een schimmel niet.
C
Ja, want een schimmel heeft een celwand en een bacterie niet.

Slide 7 - Quizvraag

Chlamydia is in Nederland de meest voorkomende seksueel overdraagbare aandoening.
Jaarlijks lopen ongeveer 60.000 mensen deze ziekte op.
Chlamydia wordt veroorzaakt door een bacterie.

Hebben bacteriën een celkern? En hebben bacteriën een celwand?
A
Geen van beide
B
Alleen een celkern
C
Alleen een celwand
D
Zowel een celkern als een celwand

Slide 8 - Quizvraag

Bij welke micro-organismen uit het verteringskanaal van een koe is er een celwand aanwezig?
A
Bij bacteriën en bij eencellige diertjes
B
Bij bacteriën en bij schimmels
C
Bij eencellige diertjes en bij schimmels

Slide 9 - Quizvraag

In de afbeelding zijn de botten in een hand en een deel van de onderarm weergegeven.
Welke letter geeft een handwortelbeentje aan?
A
P
B
Q
C
R
D
S

Slide 10 - Quizvraag

De onderstaande afbeelding is een röntgenfoto van een gewricht.
De letters P en Q geven twee botten aan.
Hoe heet bot Q?

Slide 11 - Open vraag

In de buurt van een bos bevindt zich een grote boerderij met varkens. De mest van de varkens werd opgeslagen in open opslagplaatsen op het erf van de boerderij. Men wilde de hoeveelheid verzurende stoffen in de bodem van het bos beperken. Door welke van de volgende maatregelen zal de bodem van het bos minder verzuren?
1 Door mestopslagplaatsen op de boerderij af te dekken.
2 Door het aantal varkens op de boerderij te verminderen.
A
Door geen van beide
B
Alleen door maatregel 1
C
Alleen door maatregel 2
D
Door beide maatregelen

Slide 12 - Quizvraag

Men overweegt een maatregel dat auto’s op de autosnelwegen overdag niet harder mogen rijden dan 100 km per uur. Naast minder ongelukken op de wegen streeft men ook positieve effecten voor het milieu na.

Wat is een positief effect door bovengenoemde maatregel?
A
Er is dan minder accumulatie van zware metalen
B
Er is dan minder horizonvervuiling
C
Er is dan minder uitstoot van gassen

Slide 13 - Quizvraag

Bij verbranding van bijvoorbeeld benzine in een auto ontstaat koolstofdioxide.
Welk nadeel levert de uitstoot van te veel koolstofdioxide op langere termijn op?
A
Een toename van de hoeveelheid koolstofdioxide veroorzaakt accumulatie in de voedselketen.
B
Een toename van de hoeveelheid koolstofdioxide veroorzaakt overbemesting van de bodem
C
Een toename van de hoeveelheid koolstofdioxide versterkt het broeikaseffect.

Slide 14 - Quizvraag

Bij ongeslachtelijke voortplanting zijn de nakomelingen...
A
Precies hetzelfde als de ouderplant
B
Zijn de nakomelingen 50% DNA van de moeder en 50% van de vader.

Slide 15 - Quizvraag

Vogels hebben snavels die zijn aangepast aan wat ze eten.
Waarvoor is een pincetsnavel geschikt?
A
om zaden te eten
B
om vlees af te scheuren
C
om insecten te eten
D
om bodemdiertjes te eten

Slide 16 - Quizvraag