In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
Welkom 2HVb
Lees de tekst hiernaast, zie jij het foutje?
Slide 1 - Tekstslide
planning van deze les
checken ww
reminder terugblik en vooruitblik!
woordsoorten: voornaamwoorden
aan de slag
Slide 2 - Tekstslide
lesdoel
je weet (weer) alles over voornaam woorden
je hebt geoefend met deze woordsoorten
Slide 3 - Tekstslide
Terugblik - vooruitblik
Wat ging er goed
Wat kon er beter?
Wat is je doel in 2025?
Ga naar teams en vul de vragen in en lever het in.
timer
5:00
Slide 4 - Tekstslide
wat weet je al van werkwoorden?
je weet dat er verschillende vormen zijn
je weet hoe je die schrijft
woorden in de zin die iets zeggen over het onderwerp (actie of toestand).
Slide 5 - Tekstslide
nog even checken
Slide 6 - Tekstslide
We hebben ons prima vermaakt tijdens de vakantie. Wat is 'vermaakt'?
A
hulp ww
B
zelfstandig ww
C
koppel ww
D
persoonsvorm
Slide 7 - Quizvraag
Mijn zusje had prachtig gezongen tijden haar auditie. Wat is 'had'?
A
hulp ww
B
zelfstandig ww
C
koppel ww
D
persoonsvorm
Slide 8 - Quizvraag
Zij zullen toch echt eens hun service moeten gaan verbeteren! Wat is 'verbeteren'?
A
hulp ww
B
zelfstandig ww
C
koppel ww
D
persoonsvorm
Slide 9 - Quizvraag
Hij wil graag dokter worden! Wat is 'worden'?
A
hulp ww
B
zelfstandig ww
C
koppel ww
D
persoonsvorm
Slide 10 - Quizvraag
Hij was afgelopen vakantie ziek. Wat is 'was'?
A
hulp ww
B
zelfstandig ww
C
koppel ww
D
persoonsvorm
Slide 11 - Quizvraag
Hij was afgelopen vakantie op Curacao. Wat is 'was'?
A
hulp ww
B
zelfstandig ww
C
koppel ww
D
persoonsvorm
Slide 12 - Quizvraag
Hij blijft vanavond bij ons. Wat is 'blijft'?
A
hulp ww
B
zelfstandig ww
C
koppel ww
D
persoonsvorm
Slide 13 - Quizvraag
aan de slag
Lekker veel oefenen: maak de opdrachten in je werkboekje. Als je het nog niet helemaal beheerst én als je het wél beheerst (maak dan slechts twee opdrachten per onderdeel).
De antwoorden staan op Teams.
Slide 14 - Tekstslide
leg uit wat het verschil is tussen 'dit' en 'dat' in een zin."
Slide 15 - Open vraag
Leg het verschil uit tussen een persoonlijk voornaam woord en het bezittelijke voornaamwoord