3Havo 4.3

4.3 Energie uit brandstoffen
Bij  het verbranden van brandstoffen komt warmte vrij.
In de stof (moleculen) is chemische energie opgeslagen

chemische energie --> licht en warmte

De warmte die vrijkomt noemen we verbrandingswarmte 
1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 10 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

4.3 Energie uit brandstoffen
Bij  het verbranden van brandstoffen komt warmte vrij.
In de stof (moleculen) is chemische energie opgeslagen

chemische energie --> licht en warmte

De warmte die vrijkomt noemen we verbrandingswarmte 

Slide 1 - Tekstslide

Energie
Energie heeft de afkorting E. 
De eenheid is joule (J) of megajoule (MJ).

De verbrandingswarmte van stoffen (hoeveel energie/warmte er vrijkomt bij verbranding van die stof) geven ze weer in 
MJ/kg 
(dus zoveel MJ per kg van die stof) 

Slide 2 - Tekstslide

Chemische energie > Verbrandingswarmte
Moleculen bevatten dus chemische energie en dat kan worden omgezet in verbrandingswarmte. 
Verbrandingswarmte is een stofeigenschap! (voor iedere stof anders) 

Slide 3 - Tekstslide

Ontbrandingstemperatuur
Stoffen verbranden niet zomaar, je moet ze 'aansteken'. Er is een beetje 'begin-energie' nodig. Dat noemen ze activeringsenergie. 

Slide 4 - Tekstslide

Maar huh? 
Hoe weet je nou hoeveel verbrandingswarmte er vrijkomt bij een bepaalde brandstof?? 

Dat kun je, als je daar zin in hebt, meten met een warmtemeter óf je kan het berekenen met een formule. Aangezien jullie geen warmtemeter hebben, zullen we moeten gaan rekenen. 


Slide 5 - Tekstslide

Soortelijke warmte
Elke stof heeft een een soortelijke warmte  (die staat gegeven).
Deze stofeigenschap vertelt je hoeveel energie er nodig is om 1 kg van die stof 1 graad te verwarmen.



Q = warmte in J die vrijkomt of nodig is
c =  soortelijke warmte van je stof in J/(kg*oC)
m = massa van je stof in kg
T = temperatuurverschil in oC


Slide 6 - Tekstslide

Bereken de warmte die is opgenomen door 10 gram water als het 50 graden stijgt (c = 4,2 J/g/oC)
A
2100
B
500
C
210
D
42

Slide 7 - Quizvraag

Q = cmΔT
Q = 4,2 * 10 * 50 = 2100 J

Slide 8 - Tekstslide

Maken 
19, 21, 22

Slide 9 - Tekstslide

Rendement
Hoeveelheid energie in J die "nuttig" gebruikt wordt.
Wat "nuttig" is, is natuurlijk in elk geval verschillend.

Slide 10 - Tekstslide