Les 21 (05-12)

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

Les 21

Frans 

Programme

• Lesdoelen
• Presentie
• Frans feitje  
• Paragraaf D: nakijken                                
• Herhalen:

      - Cijfers 20 t/m 69

• Cijfers 70-100
• Paragraphe H

      - De ontkenning         

• Afsluiting                                     
• Devoirs

Lesdoelen

Na de les...

...kun je woorden begrijpen die te maken hebben met iets bestellen.

...ken je woorden die te maken hebben met eten en drinken. 

...ken je de cijfers 20 t/m 100

Presentie

- Frans feitje -

Hoe komen die Franse auto's toch aan al die deuken..?

Nou...gewoon door op de 'Franse' manier te parkeren: gewoon tégen de bumpers van de geparkeerde auto’s voor en achter je rijden, totdat je goed staat!

Paragraaf D: nakijken

We gaan nu de oefeningen nakijken.

Faire ex. 16a, e en ex. 17a, b, d 

Les nombres 20 à 70

Kijk eens mee:

Les nombres de 20-69

De getallen van 20 t/m 69 maak je door eerst het tiental te noemen en dan een getal van 1 - 9. 

De tientallen zijn dus als volgt:

30 = trente

40 = quarante

50 = cinquante

60 = soixante

70 t/m 100

Vanaf 70 tellen de Fransen anders dan wij gewend zijn.

70 = soixante-dix

80 = quatre-vingts

        Maar! quatre-vingt-trois (83)

90 = quatre-vingt-dix

100 = cent

De ontkenning in het NL

Elke zin kun je ontkennend maken. In het Nederlands gebruik je hiervoor niet / geen.

Ik gebruik de kaart.

Ik gebruik de kaart niet.

De ontkenning in het Frans

In het Frans heb je hiervoor niet slechts één woord, zoals niet / geen. 

Maar heb je er twee: ne .... pas (niet/geen). Dit komt rond de persoonsvorm > ne persoonsvorm pas

Je regarde a carte.

Je ne regarde pas la carte.

Let op!

Ne ... pas is dus de Franse ontkenning voor niet/geen.

Echter, als de persoonsvorm met een klinker of stomme 'h' begint, dan verandert ne > n'. 'pas' blijft onveranderd:

J'habite à Groningue. > Je n'habite pas à Groningue.

Tu aimes les frites. > Tu n'aimes pas les frites.

Even oefenen: maak de zinnen ontkennend:

Vous aimez la glace. > Vous __________________ la glace.

Tu regardes la carte. > Tu ________________ la carte.

Ils détestent les andouilles. > Ils _____________ les andouilles.

J'invite tous mes amis. > J ________________ tous mes amis.

Au travail!

Maak nu zelf paragraaf H, maar we beginnen eerst met het luistergedeelte:

-

Daarna:

- ex. 31a

- ex. 32a, b, c, d

- ex. 33a, b

Klaar? 

Slim stampen cijfers t/m 100 of herhalen regelmatige werkwoorden op -er

via spel ex. 18a p. 75

Afsluiting

Noem eens twee woorden die iets te maken hebben met het thema 'kopen'.

Noem twee etenswaren:

Noem het rijtje van 70 - 80

Devoirs

Apprendre cijfers t/m 100 + voca F

Faire

- ex. 31a

- ex. 32a, b, c, d

- ex. 33a, b

Thuis:

- ex. 23

- ex. 24

- ex. 25a