V1A - Nederlands - formuleren, paragraaf 3

V1A - Nederlands - 4 maart
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1-3

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 70 min

Onderdelen in deze les

V1A - Nederlands - 4 maart

Slide 1 - Tekstslide

Programma
  • Lezen in je leesboek
  • Terugblik: leerdoelen vorige les
  • Leerdoelen
  • Woordgeslachten en verwijswoorden - theorie
  • Woordgeslachten en verwijswoorden - aan de slag
  • Leerdoelen check

Slide 2 - Tekstslide

Lezen in je leesboek
timer
15:00

Slide 3 - Tekstslide

Leerdoelen vorige lessen
  1. Ik kan zinnen correct begrenzen door punten, vraagtekens, uitroeptekens en komma's te gebruiken. 
  2. Ik kan uitleggen wat een voegwoord is.
  3. Ik kan uitleggen wat een tekstverband is.
  4. Ik kan uitleggen wat een signaalwoord is.
  5. Ik kan voorbeelden van signaalwoorden geven.

Slide 4 - Tekstslide

Leg in je eigen woorden uit wat signaalwoorden en tekstverbanden met elkaar te maken hebben. Noem in je antwoord ook een voorbeeld. Gebruik in je antwoord hoofdletters en leestekens.

Slide 5 - Open vraag

Leerdoelen vandaag
  1. Ik kan uitleggen wat een woordgeslacht is.
  2. Ik kan uitleggen hoe ik met behulp van het woordgeslacht de juiste verwijswoorden te kiezen.
  3. Ik kan de verwijswoorden deze, die, dit en dat gebruiken om terug te verwijzen naar woorden die ik eerder heb gebruikt.

Slide 6 - Tekstslide

Woordgeslachten
Zelfstandige naamwoorden zijn:
- mannelijk
- vrouwelijk
- onzijdig

Slide 7 - Tekstslide

Woordgeslachten
Hoe weet je of een woord mannelijk, vrouwelijk of onzijdig is?
Hier komen een paar meerkeuzevragen!

Slide 8 - Tekstslide

Voor mannelijke/vrouwelijke woorden gebruik je:
A
de
B
het

Slide 9 - Quizvraag

Mannelijk, vrouwelijk of onzijdig?

... koningin
A
mannelijk
B
vrouwelijk
C
onzijdig

Slide 10 - Quizvraag

Mannelijk, vrouwelijk of onzijdig?

... katje
A
mannelijk
B
vrouwelijk
C
onzijdig

Slide 11 - Quizvraag

Mannelijk, vrouwelijk of onzijdig?

... kip
A
mannelijk
B
vrouwelijk
C
onzijdig

Slide 12 - Quizvraag

Woordgeslachten

1. Voor mannelijke en vrouwelijke woorden gebruik je allebei het bepaald lidwoord 'de'.
Anders dan bijv. in het Frans maakt het in het Nederlands niet uit of een woord mannelijk of vrouwelijk is. We noemen deze woorden ook 'de-woorden'.

2. Voor onzijdige woorden gebruik je het bepaald lidwoord 'het'. Deze woorden noem je ook het-woorden. Verkleinwoorden zijn altijd 'het-woorden'.

Wil je toch weten wat het geslacht van een woord is? Zoek het op in het woordenboek! (m, v, o).

Slide 13 - Tekstslide

Woordgeslachten

Nog een klein testje!

Slide 14 - Tekstslide

Is het woord mannelijk, vrouwelijk of onzijdig?
A
mannelijk
B
vrouwelijk
C
onzijdig
D
geen idee

Slide 15 - Quizvraag

Is het woord mannelijk, vrouwelijk of onzijdig?
A
mannelijk
B
vrouwelijk
C
onzijdig
D
geen idee

Slide 16 - Quizvraag

Voor onzijdige woorden gebruik je:
A
de
B
het

Slide 17 - Quizvraag

Verwijzen in een tekst
Met verwijswoorden kun je verwijzen naar woorden die je eerder hebt gebruikt in een tekst. 
Op die manier maak je een tekst leesbaarder.

"Dat boek dat jij daar neer hebt gelegd. Heb jij dat nog nodig?"

Slide 18 - Tekstslide

Woordgeslachten en verwijzen

Er bestaan allerlei soorten verwijswoorden. 
Als we verwijzen naar zelfstandige naamwoorden, gebruiken we de woorden deze, die, dit en dat

- Bij mannelijke en vrouwelijke woorden gebruik je deze en die: de man, deze man, die man. 
- Bij onzijdige woorden gebruik je het, dit en dat: dit verhaal, dat verhaal.

Slide 19 - Tekstslide

Woordgeslachten en verwijzen

Je kunt deze, die, dit en dat ook zelfstandig gebruiken, zonder zelfstandig naamwoord.
- De zomer die ik nooit zal vergeten. 

Naar (een groter deel van) een zin kun je verwijzen met dat en dit.
- Jolien en Aisha gaan vaak naar de bioscoop. Dat / Dit vinden ze altijd fantastisch.

Slide 20 - Tekstslide

Aan de slag!
1. Ga weer naar blz. 234 in je boek.
2. Maak opdrachten 2, 3 en 4.
3. Klaar? Lezen in je leesboek.

Je werkt samen.
Je werkt op fluistertoon.
timer
15:00

Slide 21 - Tekstslide

Bespreken / nakijken
1. Ga naar blz. 234 in je boek.
2. Maak opdrachten 2, 3 en 4.

Slide 22 - Tekstslide

Check - leerdoelen
1. Ik kan uitleggen wat een woordgeslacht is.
2. Ik kan uitleggen hoe ik met behulp van het woordgeslacht de juiste verwijswoorden te kiezen.
3. Ik kan de verwijswoorden deze, die, dit en dat gebruiken om terug te verwijzen naar woorden die ik eerder heb gebruikt.

Slide 23 - Tekstslide

Wat is een woordgeslacht?

Slide 24 - Open vraag

Neem over en vul aan:
1. Bij mannelijke, vrouwelijke en meervoudige woorden horen de verwijswoorden ... en ...
2. Bij onzijdige woorden horen de verwijswoorden ... en ...

Slide 25 - Open vraag

Verwijswoorden zelf gebruiken in een tekst - opdracht
1. Schrijf een tekst van ongeveer 150 woorden over je favoriete zanger/artiest/band/dj/rapper. Je mag ook een ander idool kiezen. 
2. Gebruik in je tekst ten minste één keer de woorden die, deze, dit en dat.

3. Schrijf de tekst in je schrift en neem de tekst morgen mee naar de les. 
Dit is ook opdracht 6 in je boek, op blz. 234. 

Als je het niet afkrijgt, is het dus huiswerk voor morgen. 

Slide 26 - Tekstslide

Volgende keer
Oefenen met alle theorie tot nu toe.

Slide 27 - Tekstslide

Juiste antwoord exit-ticket (volgende keer voor leerlingen)
Ajax heeft zich naar de achtste finales van de Europa League geknokt. Het ging niet vanzelf, maar de ploeg uit Amsterdam versloeg Union Sint-Gillis uit de Belgische hoofdstad Brussel over twee wedstrijden.


In de vorige wedstrijd was het 0-2 voor Ajax. Dus gisterenavond in de Arena in Amsterdam hoefde Ajax gisteren alleen maar te zorgen dat het niet ruim zou verliezen. Maar het liep niet zoals ze wilden: na een halfuur kwam de club uit Amsterdam met 0-2 achter te staan. En Klaassen kreeg een rode kaart.

Slide 28 - Tekstslide