Les 5 methodiek nieuwe boek

Methodiek MZ 
Waarnemen, signaleren en observeren
1 / 44
volgende
Slide 1: Tekstslide
CommunicatieMBOStudiejaar 3

In deze les zitten 44 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Methodiek MZ 
Waarnemen, signaleren en observeren

Slide 1 - Tekstslide

Hebben jullie er zin in
😒🙁😐🙂😃

Slide 2 - Poll

Wat hebben we geleerd
de afgelopen les tijdens
methodiek

Slide 3 - Woordweb





V93F5BNX

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Leerdoelen les vandaag

  • Wat is waarnemen, signaleren en observeren
  • Waarmee kun je waarnemen, signaleren en observeren?
  • Wat zijn de functies van waarnemen, signaleren en observeren
  • Waarom moet je dit kunnen als MZ3

Slide 7 - Tekstslide

Wat weet je over
waarnemen?

Slide 8 - Woordweb

Waarnemen
Waarnemen betekent: continu informatie opnemen met behulp van je zintuigen (reuk, zicht, gehoor, smaak en tast). In je werk gaat het erom bewust waar te nemen, je te focussen op datgene wat belangrijk is.

Slide 9 - Tekstslide

Doel van waarnemen
Als begeleider is het belangrijk je bewust te zijn van wat je waarneemt. Als je goed kijkt naar hoe een cliënt of een groep met een situatie omgaat, krijg je informatie die je nodig hebt om professioneel te handelen. Zo kun je:

  • In je handelen goed aansluiten bij de situatie of de persoon;
  • Een situatie of een persoon beter begrijpen;
  • Een goed beeld krijgen van een situatie of een persoon op basis van feiten;
  • Een vraag beantwoorden.



Slide 10 - Tekstslide

Professioneel waarnemen
  • Maak er een gewoonte van om bewust naar de cliënt te kijken als hij binnenkomt. Maak contact en let op de lichaamstaal.
  • Kijk regelmatig rond. Hoe is iedereen bezig?
  • Kies elke dag of elk begeleidingscontact een thema waarop je speciaal gaat letten.
  • Let vooral ook op de positieve dingen; negatieve dingen vallen veel eerder op.
  • Maak korte notities van wat je ziet.
  • Bedenk vooraf waarop je vooral wilt letten, stel jezelf vragen.

Kijk bewust naar de cliënt in verschillende omstandigheden (tijdens het eten kan iemand zich anders gedragen dan tijdens een activiteit).





Slide 11 - Tekstslide

Welke valkuilen zijn er tijdens waarnemen, signaleren en observeren? Als je de termen niet kent zoek ze op! je hebt 7 minuten daarna nemen we de termen door.
  1. Eigen mening van de observator;
  2. Emotionele betrokkenheid; 
  3. Het halo-effect;
  4. Het horn-effect;
  5. Vooroordeel;
  6. Projectie;
  7. Stemming;
  8. Ervaring. 
timer
7:00

Slide 12 - Tekstslide

Waarnemingsprincipes
  • Principe van gelijkheid
  • Principe van nabijheid
  • Principe van geslotenheid
  • Principe van voortzetting 


Slide 13 - Tekstslide

Principe van gelijkheid
  • prikkels die op elkaar lijken worden een groep
  • mensen worden ook ingedeeld naar bijv. sekse en afkomst
  • Hoe sterker het uiterlijk verschil hoe groter de neiging
  • mannen-vrouwen, allochtoon-autochtoon

Slide 14 - Tekstslide

Principe van nabijheid
  • Zie je drie banen of 6 strepen?
  • Prikkels die dicht bij elkaar liggen zie je als eenheid
  • Als je langs een groep relschoppers loopt dan heb je grote kans om ook opgepakt te worden. De groep wordt gezien als eenheid.

Slide 15 - Tekstslide

Principe van geslotenheid
  • mensen voegen brokken losse informatie tot 1 geheel
  • Je ziet kinderen giechelen en je stoel staat op tafel... wie zou dat hebben gedaan?

Slide 16 - Tekstslide

Principe van voortzetting
  • Je neemt prikkels zo waar dat ze vloeiend in elkaar overlopen
  • Als twee gebeurtenissen vlak na elkaar plaatsvinden dan denk je dat de laatste een gevolg is van het eerste.
  • Als een kind meerdere keren jokt dan ga je er eerder vanuit dat hij de waarheid niet spreekt

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Meetinstumenten
Omdat je zintuigen niet nauwkeurig zijn gebruiken we meetinstumenten.

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Video

Opdracht 



Studenten gaan tegenover elkaar staan in de basispositie.

Student A of B draait zich om de andere student verandert iets aan zichzelf. Dat kan bijvoorbeeld een gezichtsuitdrukking, houding of kledingstuk zijn.
Student A of B geeft aan wat er verandert is
Nu kan de andere student de opdracht doen.
 




timer
10:00

Slide 24 - Tekstslide

Wat nemen we waar?
We nemen prikkels waar.

Externe prikkels: Veranderingen in je omgeving (buiten je lichaam)

Interne prikkels: Veranderingen in je lichaam

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Video

Koppel de juiste prikkel aan het juiste zintuig
Lichtzintuig
Reukzintuig
Smaakzintuig
Gehoorzintuig
Licht
Geur
Geluid
Stoffen in voedsel

Slide 27 - Sleepvraag

Signaleren
Signaleren is het gevolg van goede waarneming.

Signaleren = constateren, opmerken. Opvangen van tekens dat er iets niet klopt.

Slide 28 - Tekstslide

Waarnemen en signaleren
Waarnemen en signaleren hangen samen, maar verschillen. Waarnemen is het bewust registreren van informatie via je zintuigen, zoals zien of horen. Signaleren is het herkennen en interpreteren van die waarnemingen om er betekenis aan te geven of actie te ondernemen. Kortom, waarnemen is het opvangen van informatie, terwijl signaleren inhoudt dat je die informatie begrijpt en er iets mee doet.

Slide 29 - Tekstslide

Is deze jurk blauw met zwart of wit met goud?

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Link

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Tekstslide

Gewaarwording
Niet iedereen neemt het zelfde waar. Je kunt alleen iets gewaarworden als je zintuigen optimaal werken. Hoe is dat als je doof en/of blind bent?

Maar ook als je zintuigen goed werken, dringt niet alles tot je door (observatie filmpje begin van de les).

Slide 35 - Tekstslide

Observeren 
Observeren is doelgerichter dan zomaar kijken. Observeren is het verzamelen van feitelijke informatie door te kijken, te ruiken, te voelen, te horen en te proeven. 

Het is een doelgerichte en systematische waarneming van gedragingen en uitingen van een of meer personen of van een gebeurtenis met de bedoeling de waarneming te beschrijven en samen te vatten. --> je hebt altijd een doel voor ogen

Slide 36 - Tekstslide

objectief
subjectief
feit
mening

Slide 37 - Sleepvraag

Non-verbaal gedrag observeren
A
Kijken naar de lichaamstaal
B
Luisteren naar wat iemand zegt

Slide 38 - Quizvraag

Verbaal gedrag observeren
A
kijken naar de lichaamstaal
B
luisteren naar wat iemand zegt

Slide 39 - Quizvraag

Observatieplan
  • De aanleiding voor de observatie;
  • Wie je observeert en met welk doel;
  • De vragen die je beantwoord wilt zien;
  • De persoonlijke gegevens van degene die je gaat observeren;
  • Hoe en met welke hulpmiddelen je gaat observeren;
  • De plaats, situatie, data, tijdstippen en uitvoerders van de observatie;
  • Hoe de resultaten worden verwerkt;
  • Aan wie de resultaten worden voorgelegd en wanneer.







Slide 40 - Tekstslide

timer
5:00

Slide 41 - Tekstslide

Noem drie hulpmiddelen die je kunt gebruiken bij een observatie

Slide 42 - Open vraag

Observatiemethoden
Bij observeren kun je verschillende methodes gebruiken:
- bestaande methodes of een eigen methode op maat

Observeren is altijd DOELGERICHT: je bent met de vraag die je wil beantwoorden
Observeren doe je PLANMATIG: je observeert systematisch volgens een plan (een observatieplan)

Slide 43 - Tekstslide

Aan de slag!
we hebben geleerd wat waarnemen is, wat de functie van waarnemen is, wat signaleren is en wat het verschil is met waarnemen en wat prikkels zijn.

De volgende opdrachten mag je in Thieme maken 
opdracht 3 - 5


Slide 44 - Tekstslide