ondersteuning-P4-Metafoor, metoniem, personificatie, vergelijking

1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2,3

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Beeldspraak/stijlfiguren

- vergelijking, metafoor, personificatie, metonymie;
- je herkent deze vormen van beeldspraak in een zin;
- je kunt ook zelf zinnen maken met figuurlijk taalgebruik.

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Metonymie is een vorm van beeldspraak. 
Je gebruikt metonymie als je niet rechtstreeks zegt wat je bedoelt, maar een woord gebruikt dat daarmee te maken heeft. Dat woord roept datgene wat je bedoelt als het ware op. 

Zo kun je spreken van 'koppen tellen', terwijl je bedoelt: 'mensen tellen'. In plaats van het geheel ('mens') noem je een onderdeel ('kop'). Dit heet officieel pars pro toto (Latijn voor 'een deel van het geheel'). 

Hij had een bloemetje meegenomen. 

Slide 4 - Tekstslide

Andersom kan ook: 

'Engeland speelde vanavond de laatste groepswedstrijd.' 
(Bedoeld wordt het Engelse team, niet heel Engeland)

- de plaats/ruimte ('De hele school was ziek')
- de producent ('Ik heb liever een Samsung')
- de eigenschap ('Waar is die brekebeen nou weer?')
- het materiaal ('Marianne Timmer won goud op de sprint')
- het voorwerp ('Heb je dat blikje nu al opgedronken?') 
- een aardrijkskundige naam, maar je bedoelt het product dat er vandaan komt ('Slochteren levert de regering veel geld op')
 

Slide 5 - Tekstslide

De kamer van jou is het object.
De zwijnenstal is het beeld waarmee de kamer wordt vergeleken.

Slide 6 - Tekstslide

Het object (hoe jouw sprong in het zwembad eruitziet) wordt hier niet genoemd.  Het beeld is een bommetje.

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

Papier is geduldig
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie

Slide 10 - Quizvraag

Pieter is als een sluwe vos te werk gegaan.
A
Vergelijking
B
Personificatie
C
Metafoor

Slide 11 - Quizvraag

Zo'n etterbak moet streng gestraft worden.
A
Personificatie
B
Metafoor
C
Vergelijking

Slide 12 - Quizvraag

Annie kwam aanrijden in haar koekblik.
A
Vergelijking
B
Personificatie
C
Metafoor

Slide 13 - Quizvraag

Slide 14 - Video

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

zo lek als een zeef
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie

Slide 17 - Quizvraag

zo slap als een vaatdoek
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie

Slide 18 - Quizvraag

Dat is kat in het bakkie.
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie

Slide 19 - Quizvraag

Er met de pet
naar gooien.
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie

Slide 20 - Quizvraag

Het onder de knie hebben.
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie

Slide 21 - Quizvraag

Zo rood als een tomaat
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie

Slide 22 - Quizvraag

Je hoort de bomen
fluisteren
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie

Slide 23 - Quizvraag

Het hart op de
tong dragen
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie

Slide 24 - Quizvraag

Een zwijnenstal
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie

Slide 25 - Quizvraag

Ik kan beeldspraak herkennen.
๐Ÿ˜’๐Ÿ™๐Ÿ˜๐Ÿ™‚๐Ÿ˜ƒ

Slide 26 - Poll

Ik weet het verschil tussen een vergelijking, een metafoor, personificatie en metonymie.
๐Ÿ˜’๐Ÿ™๐Ÿ˜๐Ÿ™‚๐Ÿ˜ƒ

Slide 27 - Poll

Wat is beeldspraak?

Slide 28 - Open vraag

Wat is het verschil tussen een vergelijking en een metafoor?

Slide 29 - Open vraag

Wat is een personificatie?

Slide 30 - Open vraag