BVJ Thema 3 De bloedsomloop bs. 5 - 6

Bs. 5 Het immuunsysteem
Thema 3 De bloedsomloop
1 / 49
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 49 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Bs. 5 Het immuunsysteem
Thema 3 De bloedsomloop

Slide 1 - Tekstslide

Deze les
- Kort herhalen: bs. 4 Uitscheiding en nieren
- Uitleg bs. 5: het immuunsysteem
- Aan de slag & check hw
- TJK inzien (laatste 10 min.)


Slide 2 - Tekstslide

De nierslagader is een slagader, loopt deze naar je nieren toe of van je nieren af?
A
naar je nieren toe
B
van je nieren af

Slide 3 - Quizvraag

Wat is geen functie van de nieren?
A
Overtollige stoffen zoals water, zouten en vitamines verwijderen
B
Giftige stoffen zoals alcohol en medicijnen verwijderen
C
Overbodige stoffen zoals kleurstof verwijderen
D
Afbraakprodukten vanuit de lever zoals ureum verwijderen

Slide 4 - Quizvraag

Nierschors
Niermerg
Nierbekken
Urineleider
1
2
3
4

Slide 5 - Sleepvraag

Waartegen moet ons lichaam ons beschermen?

Slide 6 - Woordweb

Leerdoelen bs. 5
3.5.8 Je kunt beschrijven hoe antistoffen bescherming bieden tegen infecties.
3.5.9 Je kunt beschrijven op welke manieren immuniteit kan ontstaan.
3.5.10 Je kunt omschrijven wat er aan de hand is bij een allergie.

Ziekteverwekkers, zoals bacteriën en virussen, komen niet zo gemakkelijk je lichaam binnen. Lukt het ze toch, dan maken witte bloedcellen de ziekteverwekkers onschadelijk.

Slide 7 - Tekstslide

Eerste fase van afweer

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Witte bloedcel en een virus

Slide 10 - Tekstslide

Specifieke afweer
Witte bloedcellen maken antistoffen die zich binden aan het antigen van de ziekteverwekker.
Specifiek: Één type antistof kan zich binden aan één type antigen.

Slide 11 - Tekstslide

Wat zijn de genummerde delen in de afbeelding?
A
1 antistof 2 ziekteverwekker 3 antigeen
B
1 antigeen 2 ziekteverwekker 3 antistof
C
1 ziekteverwekker 2 antistof 3 antigeen
D
1 antigeen 2 antistof 3 ziekteverwekker

Slide 12 - Quizvraag

Wat is het eerste barrière van de aspecifieke afweer?
A
Een ontsteking
B
Macrofagen
C
Huid/slijmvliezen
D
Lymfocyten

Slide 13 - Quizvraag

Kan je ons immuunsysteem een handje helpen?
A
Ja
B
Nee

Slide 14 - Quizvraag

Vaccinatie overzicht

Slide 15 - Tekstslide

Vaccineren

Slide 16 - Tekstslide

Vaccineren is een voorbeeld van....
A
Actieve immuniteit
B
Natuurlijke immuniteit
C
Passieve immuniteit
D
Kunstmatige immuniteit

Slide 17 - Quizvraag

Zijn vaccinaties gevaarlijk?
Kort antwoord: Nee. 

Lang antwoord: Nee, ze zijn zorgvuldig getest en onderzocht. Maar net als heel veel andere stoffen kun je er bijvoorbeeld een allergische reactie op krijgen. 


Slide 18 - Tekstslide

Antigeen of antistof?
Een griepvirus dat binnendringt in je lichaam is een...
A
antigeen
B
antistof

Slide 19 - Quizvraag

Antigenen of antistoffen?
...... zijn specifiek gericht tegen één bepaalde ziekteverwekker.
A
antigenen
B
antistoffen

Slide 20 - Quizvraag

Allergische reactie
  • ~1 Op de miljoen kinderen krijgt een allergische reactie op een vaccinatie tegen mazelen
  • Allergie= overgevoelig voor een bepaalde stof
  • Afweersysteem/ Immuunsysteem reageert erop: Rode plekken, uitslag, jeuk, branderig gevoel en ontstekingen.
  • Anafylactische reactie: dikke lippen, benauwd -> acuut gevaarlijk!

Slide 21 - Tekstslide

Wat is een allergie?
A
Een reactie van het immuunsysteem op een ongevaarlijke stof
B
Een vorm van immunisatie
C
Een erfelijke afwijking in het immuunsysteem
D
Een ander woord voor anafylactische shock

Slide 22 - Quizvraag

Wat is een auto-immuunziekte?
A
een allergische reactie op een lichaamsvreemde stof
B
niet specifieke afweer van de huid en slijmvliezen
C
witte bloedcellen die eigen cellen aanvallen

Slide 23 - Quizvraag

Wat kan er gebeuren bij iemand met een pinda allergie?
A
Rode huiduitslag en koorts
B
Opgezwollen slijmvliezen en tong
C
Rode ogen en jeukbultjes

Slide 24 - Quizvraag

Aan de slag!
Weektaak:
  • Bs. 5 lezen blz. 211 t/m 218 & maken opdr. 1 t/m 10
  • Bs. 6 lezen blz. 219 t/m 226 & maken opdr. 1 t/m 10


--> TJK inzien, laatste 10 min!

Slide 25 - Tekstslide

Thema 3 bs. 6 Gezond leven

Slide 26 - Tekstslide

Deze les
- Kort herhalen: bs. 5 het immuunsysteem
- Uitleg bs. 6: Gezond leven
- Aan de slag!
- Weektaak af? Verassing 



Slide 27 - Tekstslide

Wat doet ons immuunsysteem?
A
Bescherming bieden tegen lichaamsvreemde stoffen.
B
Herkent antigenen van ziekteverwekkers en bestrijdt ze.
C
Bescherming bieden tegen schadelijke cellen van het eigen lichaam.

Slide 28 - Quizvraag

Kunstmatige immuniteit
Natuurlijke immuniteit

Slide 29 - Sleepvraag

Vul in.
....... zijn specifiek gericht tegen één bepaalde ziekteverwekker.
A
antigenen
B
antistoffen
C
ziekteverwekker
D
witte bloedcellen

Slide 30 - Quizvraag

Wat is een allergie?
A
Een reactie van het immuunsysteem op een ongevaarlijke stof
B
Een vorm van immunisatie
C
Een erfelijke afwijking in het immuunsysteem
D
Een ander woord voor anafylactische shock

Slide 31 - Quizvraag

Leerdoelen bs. 6
3.6.11 Je kunt aangeven hoe je je hart en bloedvaten gezond kunt houden.
3.6.12 Je kunt de gevolgen van alcohol op korte termijn en op lange termijn noemen.

Het bloed vervoert allerlei stoffen door het lichaam, zoals voedingsstoffen en zuurstof. Ook schadelijke of verslavende stoffen worden door het bloed vervoerd. Daardoor kunnen bloedvaten kapotgaan.


Slide 32 - Tekstslide

Bloeddruk
- Dit is de druk die op de bloedvaten uitgeoefend wordt tijdens het rondpompen van het bloed.

- Bovendruk & onderdruk


Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Video

Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Tekstslide

Slagaderverkalking
  1. Door een te hoge bloeddruk (langere tijd) kan je bloedvat beschadigen.
  2. Bij zo'n beschadiging komen dan witte bloedcellen en vettige stoffen uit het bloed.
  3. Ze hopen zich op en worden hard door kalk.

Slide 37 - Tekstslide

Welk gevolg heeft slagaderverkalking voor de bloeddruk?
A
De bloeddruk zal dalen, omdat het bloed gemakkelijk door de slagaders kan stromen.
B
De bloeddruk zal stijgen, omdat het bloed gemakkelijk door de slagaders kan stromen.
C
De bloeddruk zal dalen, omdat het bloed moeilijker door de slagaders kan stromen.
D
De bloeddruk zal stijgen, omdat het bloed moeilijker door de slagaders kan stromen.

Slide 38 - Quizvraag

Slide 39 - Video

Welk bloedvat raakt verstopt bij een hartinfarct?

Slide 40 - Open vraag

Hartinfarct
  •  De toevoer van bloed naar een deel van het hart stopt.
  • Het hart kan zijn werk dan minder goed doen.


 

Slide 41 - Tekstslide

Gezonde leefstijl
Hart- en vaatziekten: verzamelnaam voor ziekten aan hart en bloedvaten.


Hart en vaatziekten
Erfelijke factoren
Andere oorzaken
Niks aan te doen
Gezonde leefstijl
  • Niet roken
  • Drink geen alcohol (niet meer dan één glas per dag
  • Eet gezond en gevarieerd
  • Beweeg regelmatig
  • Voorkom stress en zorg voor voldoende ontspanning

Slide 42 - Tekstslide

Slide 43 - Video

Gevolgen alcohol
Korte termijn
Lange termijn
Opwekkend
Verstoort ontwikkeling van de hersenen
Verminderde remming
Verstoorde hormoonbalans
Verminderde controle
Beschadiging van lever, hersenen, maag en hart
Verdoving
Geheugenverlies en verminderde school-, studie- en werkprestaties

Slide 44 - Tekstslide

Hersenen krimpen door alcohol

Slide 45 - Tekstslide

Invloed van alcohol op de hersenen

Slide 46 - Tekstslide

Aangetaste hersenen door drinken tijdens zwangerschap 

Slide 47 - Tekstslide

Aan de slag!
Weektaak:
  • Bs. 5 lezen blz. 211 t/m 218 & maken opdr. 1 t/m 10
  • Bs. 6 lezen blz. 219 t/m 226 & maken opdr. 1 t/m 10

--> Klaar? Laat het checken
--> Daarna: bloeddruk meten in tweetallen!

Slide 48 - Tekstslide

Herhaal les
  • Eerste 10 min. zelfstandig leren in stilte!
  • Daarna vragen stellen en uitleg voor wie wilt, de rest werkt zelfstandig verder.
  • Goed gewerkt? Laatste 10 min. Blooket quiz.  
timer
10:00

Slide 49 - Tekstslide