5.1 check 2345

Today 
New Interface 5.1 : discuss 2345
discuss grammar adverb@ adjectives

1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Today 
New Interface 5.1 : discuss 2345
discuss grammar adverb@ adjectives

Slide 1 - Tekstslide

Weet je nog? 
1. Engelse vraag = Engels antwoord.
2. Herhaal de vraag in je antwoord.
3. Gebruik zinnen uit de text in je antwoord.
4. Let op verborgen vragen. Soms is 1 vraag stiekem 2 of zelfs 3 vragen!

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Link

2.3 What convinced Dina to take part in the contest?
convinced= overtuigen

Slide 4 - Open vraag

2.5 Which London venue marked Dina's breakthrough?
venue= podium/ speelzaal

Slide 5 - Open vraag

3.3 Why didn't Dina start performing when she was younger?
Dina didn't start performing because...

Slide 6 - Open vraag

3.3 Why didn't Dina start performing when she was younger?
Dina didn't start performing because...

Slide 7 - Open vraag

3.6 Dina is still fairly down to earth. How can you tell? Write down at least two things.

Slide 8 - Open vraag

Did you read the _____  in that magazine?
No, I didn’t. What was it for?
They asked for young people who could crack jokes or do________
I would never dare to do that! Would you have enough__________
My cousin took part in a contest last year and we all ________ for him online.
Did Ibrahim ever tell you that his win _______ a contest on television?
It was a _____ chance for him to appear on national television.
You can also win a ______  at the Banana Cabaret Club.
Once you appear there you are not far away from becoming a ______
.
ad
Impersonations
confidence
Voted
led to
unique
performance
celebrity

Slide 9 - Sleepvraag

bijvoegelijke naamwoorden
& bijwoorden?

Slide 10 - Woordweb

What is the difference between:
1. That's a perfect answer.
2. She sang perfectly.

Slide 11 - Open vraag

Adjectives
Bijvoegelijke naamwoorden

That's a perfect answer.
Perfect zegt iets over answer.
Answer = zelfstandig naamwoord
Perfect = adjective

adverbs
bijwoorden

She sang perfectly. 
Perfectly zegt iets over sang
Sang = werkwoord
Perfectly = adverb


Slide 12 - Tekstslide

Adjectives
Bijvoegelijke naamwoorden

zegt iets over een zelfstandig naamwoord (mens, dier,ding).

komt na 'to be'

Zintuigen: look, feel, smell, taste, sound.



She is wearing a beautiful dress.

You are amazing!

You look tired.

Slide 13 - Tekstslide

adverbs
bijwoorden

Zegt iets over een werkwoord

zegt iets over een ander bijwoord

zegt iets over een bijvoegelijk naamwoord. 



She sings beautifully.

This castle is really old.


The car drove extremely slowly.

Slide 14 - Tekstslide

He worked ___ (hard)

Slide 15 - Open vraag

Adjectives
Bijvoegelijke naamwoorden

zegt iets over een zelfstandig naamwoord (mens, dier ding).

komt na 'to be'

Zintuigen: look, feel, smell, taste, sound.
adverbs
bijwoorden

Zegt iets over een werkwoord

zegt iets over een ander bijwoord

zegt iets over een bijvoegelijk naamwoord. 

Slide 16 - Tekstslide

She always performs ___ (beautiful)

Slide 17 - Open vraag

They went ___ (extreme) fast.

Slide 18 - Open vraag

Place of the Adverb!

Slide 19 - Tekstslide

1. vóór bijvoegelijk naamwoord of ander bijwoord.



2. vóór het hoofdwerkwoord.

3. een vorm van to be.
1. You're going to become extremely popular
She works really seriously on the exercises. 

2. I can hardly believe my eyes.

3. They are usually late.

Slide 20 - Tekstslide

work - You - really - have - to - hard

Slide 21 - Open vraag

believe - hardly - I - my - could - eyes

Slide 22 - Open vraag

Now do exercise 6, 7, 8, 9 

Slide 23 - Tekstslide