Les 7 keuzevoorzetsels en persoonlijke voornaamwoorden

2MT1V 30-11-2023

DER DIE DAS & Spreken       
 3CW1D
7 December 2023

1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 31 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

2MT1V 30-11-2023

DER DIE DAS & Spreken       
 3CW1D
7 December 2023

Slide 1 - Tekstslide

Donderdag 7 december 2023
1. Lesdoelen vandaag
2. DER DIE DAS 
3. QUIZ DER DIE DAS
4. DEIN PROFIL inleveren 
5. Voordragen DEIN PROFIL & GEKOZEN FOTO BESCHRIJVEN



Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

In het Duits zijn zelfstandige naamwoorden:
Mannelijk
Vrouwelijk of
Onzijdig

In het Nederlands leer je een zelfstandig naamwoord!
In het Duits leer je een zelfstandig naamwoord met het lidwoord erbij
Dit komt omdat Nederland alleen de,  het, en  een kent, zonder dat hierbij het geslacht duidelijk wordt verveld.


Slide 4 - Tekstslide

Hoe mannelijke woorden in het Duits te herkennen
Bij mannelijke woorden is het Lidwoord DER
Per woord leren !

Maar er zijn enkele tips:
1. Dieren van het mannelijke geslacht
2. Namen van dagen, maanden en jaargetijden
3. Automerken
4. Windrichtingen

Slide 5 - Tekstslide

Hoe mannelijke woorden in het Duits te herkennen
1. Dieren van het mannelijke geslacht, zoals een stier (der Stier), haan (der Hahn) of wolf (der Wolf)
2. De namen van de dagen (bijv. der Sonntag = de zondag), maanden (bijv. der Januar = januari), jaargetijden (bijv. der Sommer = de zomer) en windrichtingen (bijv. der Norden = het noorden)
3. Namen van automerken (bijv. der Audi)
Woorden die eindigen op –er (bijv. der Lehrer = de leraar) en –ismus (bijv. der Kapitalismus = het kapitalisme)

Slide 6 - Tekstslide

Hoe vrouwelijke woorden in het Duits te herkennen
Bij vrouwelijke woorden is het lidwoord DIE
Feminin=Weiblich
Door : in aan de mannelijke vorm toe te voegen en de e te verwijderen.
Deze uitgang krijgt NOOIT de klemtoon, deze blijft gewoon qop de eerste lettergreep!

Duitsers schrijven ook altijd mannelijke en vrouwelijke vorm in brieven etc.
Sehr geehrte Freunde und Freundinnen z.b.



Slide 7 - Tekstslide

Hoe vrouwelijke woorden in het Duits te herkennen
1. Woorden die eindigen op:
-schaft (die Eigenschaft = de eigenschap)
-ei (die Fischerei = de visserij)
-heit (die Gelegenheit = de gelegenheid)
-ung (die Vorstellug = de voorstelling)
-keit (die Richtigkeit = de juistheid)
-ion (die Tradition = de traditie)
U-ität (die Universität = de universiteit)




Slide 8 - Tekstslide

Hoe vrouwelijke woorden in het Duits te herkennen
2. Dieren van het vrouwelijke geslacht, zoals een koe (die Kuh) of een wolvin (die Wölfin)
3. Namen van bomen (bijv. die Birke = de berk) en bloemen (bijv. die Rose = de roos)

4. Veel (maar niet alle) woorden die einden op een –e (bijv. die Frage = de vraag)
5. De namen van cijfers (bijv. die Eins = de één)
6. De meeste Duitse rivieren (bijv. die Donau)

Slide 9 - Tekstslide

Hoe onzijdige woorden in het Duits te herkennen
Bij onzijdige woorden is het lidwoord DAS
Sachlich
Neutrum


Slide 10 - Tekstslide

Hoe onzijdige woorden in het Duits te herkennen
1. Hele werkwoorden die als zelfstandig naamwoord worden gebruikt (bijv. das Denken = het denken)
2. Woorden die eindigen op –chen of –lein, wat in het Nederlands –tje betekent / verkleinwoorden zijn (bijv. das Löffelchen = het lepeltje)
3. Woorden die eindigen op –ial (bijv. das Potenzial = het potentieel)
De kleuren (bijv. das Rot = het rood)
4. Woorden die met Ge beginnen en met een –e eindigen (bijv. das Gebäude = het gebouw)
5. De namen van de letters (bijv. das A = de A)

Slide 11 - Tekstslide

LESDOELEN VANDAAG

Slide 12 - Tekstslide

Lesdoelen vandaag:

1. Je kunt vrouwelijke DIE, mannelijke DER & onzijdige DAS zelfstandignaamwoorden herkennen!
 
2. Je kunt een korte toespraak van een paar minuten houden over een eenvoudig onderwerp

Slide 13 - Tekstslide

NAAMVALLEN & LIDWOORD UITGANG M V O & MV
                                    M                V         O           MV
    1e naamval       DER         DIE      DAS      DIE
    3e naamval      DEM        DER     DEM    DEM
    4e naamval      DEN         DIE      DAS     DEN


Slide 14 - Tekstslide

KEUZEVOORZETSELS 
VOOR BEPALEN 3e of 4e NAAMVAL

Slide 15 - Tekstslide

KEUZEVOORSETZELS
AN
AUF 
HINTER
NEBEN
IN
UBER
UNTER 
FOR
ZWISCHEN

Slide 16 - Tekstslide

KEUZEVOORSETZELS
WO? WANN? 3. NAAMVAL

GEEN WO? WANN? 4. NAAMVAL


DE PEN LIGT OP DE TAFEL = 3. NAAMVAL 
IK LEG DE PEN OP DE TAFEL = 4. NAAMVAL = BEWEGING

Slide 17 - Tekstslide

WERKWOORDEN

Slide 18 - Tekstslide

Werkwoorden met de 1. naamval
ONREGELMATIGE WERKWOORDEN

SEIN (ICH BIN, ER SIE ES IST SIND, IHR SEIT, Sie/sie SIND )
WERDEN (ICH WERDE, DI WIRST, ER SIE ES WIRD, IHR WERDET, Sie/sie WERDEN
BLEIBEN (ICH BLEIBE, DU BLEIBST, ER SIE ES BLEIBT, WIR BLEIBEN, IHR BLEIBT, Sie/sie BLEIBEN)


IST = KOPPEL WERKWOORD 

ER IST MEINER BRUDER (BIJ IST IS ER EN BRUDER BEIDE 1. NAAMVAL)
SIE IST MEINE MUTTER (BIJ IST IS ZIJ EN MUTTER BEIDE 1. NAAMVAL)

Slide 19 - Tekstslide

Werkwoorden met de 3. naamval
DANKEN                      BEDANKEN
HELFEN                       HELPEN
GEFALLEN                  BEVALLEN (LEUK VINDEN)
GRATULIEREN           FELICITEREN
KONDOLIEREN          CONDOLEREN
GEHÖREN                    BEHOREN 
GELINGEN                   LUKKEN
GLAUBEN                     GELOVEN
PASSEN                       PASSEN 
SCHMECKEN              SMAKEN
                

Slide 20 - Tekstslide

Werkwoorden met de 4. naamval
BITTEN                         VERZOEKEN
FRAGEN                        VRAGEN
KOSTEN                        KOSTEN
INTERESSIEREN        INTERESEREN
ES GIBT                          ER ZIJN

Slide 21 - Tekstslide

STAPPENPLAN VOOR BEPALEN 1E 2E OF 3E NAAMVAL & TE GEBRUIKEN LIDWOORD EN PERSOONLIJK  (VOLGENDE WEEK)

Slide 22 - Tekstslide

stappenplan bepalen naamval en uitgang DER DIE DAS & persoonlijk voornaamwoord
stap 1:  staat er een voorzetsel of werkwoord voor dat de naamval bepaald?
Ja : check of het woord M V O of MV is en ga naar de naamval
nee
stap 2: staat ergens aan of voor voor? of kun je ergens aan of voor voor zetten? ja :derde naamval & check M V O of 
nee
stap 3: pas de HIJ / HEM regel toe en check of het een DER DIE DAS woord of een persoonlijk voornaamwoord is 

Slide 23 - Tekstslide

HIJ (1.) OF HEM (4.) REGEL TOEPASSEN

stap 3: pas de HIJ / HEM regel toe 

Hij/hem regel: Kun je het woord (inclusief lidwoord) vervangen door HIJ dan krijg je de 1e naamval. Kun je het woord (inclusief lidwoord) vervangen door HEM dan krijg je de 4e naamval.

Slide 24 - Tekstslide

5 Minuten reden bitte!!

Slide 25 - Tekstslide

Spreken oefenen
Politiek / verkiezingen & uitslag: Politik/ Wahlen
Stikstofaffaire / Stickstoff-Affare / De klimaatverandering / die Klimawandel
Kinderopvangtoeslagaffaire / Affare um Kinderbetreuungsgeld
Eten / Essen /Ernahrung
Voetbal/Fussball
Stau





Slide 26 - Tekstslide

VOLGENDE WEEK
1. PERSOONLIJKE VOORNAAMWOORDEN
2. DER GRUPPE
3. DIE GRUPPE

4. VERVOLG SPREKEN OEFENEN

Slide 27 - Tekstslide

PERSOONLIJK VOORNAAMWOORD

Slide 28 - Tekstslide

PERSOONLIJK VOORNAAMWOORD
ich      du      er      es      sie      wir      ihr       sie      Sie
ik          jij       hij    het     zij        wij      jullie   zij        u

mir     dir    ihm      ihm      ihr      uns      euch      ihnen      Ihnen
mij     jou    hem    het     haar    ons       jullie        hen           u

mich      dich      ihn      es      sie      uns      euch      sie      Sie
mij           jou       hem    het   haar    ons      jullie      hen      u

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide

1



Slide 31 - Tekstslide