SLB SMART doelen P3

SMART-doelstellingen
Hoe formuleer ik een goed SMART-doel?
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
WelzijnMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

SMART-doelstellingen
Hoe formuleer ik een goed SMART-doel?

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen
Aan het einde van de les...
  • Kan je toelichten waar de afkorting SMART voor staat. 
  • Kun je benoemen waarom doelen SMART geformuleerd moeten worden. 
  • Kun je beoordelen of een doel SMART is geformuleerd.
  • Kun je een doel SMART formuleren.



Slide 2 - Tekstslide

SMART doelen

Slide 3 - Tekstslide

Wat weten jullie al van SMART doelen?
Geef een voorbeeld van een SMART doel

Slide 4 - Woordweb


Slide 5 - Open vraag

Waarom moeten doelen SMART geformuleerd worden?



  • Je weet wat je moet doen/ gericht te werk gaan
  • Je vergroot daarmee de kans dat je het doel behaald 
  • Je kan controleren of je het doel hebt behaald 
  • Zelfvertrouwen op te bouwen (ik kan het!)

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

Belangrijkste regel 
Zorg dat je specifiek bent!!!!

Waarom is meer sporten of meer afvallen geen specifiek doel?



Slide 8 - Tekstslide

Specifiek
  • Voorkomen dat het doel vaag is.
  • Wat moet ik doen om dit doen te behalen?
  • Wat wil je bereiken?
  • Wie zijn erbij betrokken?
  • Waar ga je het doel uitvoeren?
  • Is het een concreet doel?
  • Waarom wil je dit doel bereiken? 

Slide 9 - Tekstslide

Meetbaar 
Wanneer weet je of je je doel hebt bereikt?
Je doel moet meetbaar zijn.

Bij afvallen kun je kiezen voor aantal kilo’s.
Bij sporten kun je kiezen voor het aantal sportsessies per week.

 

Slide 10 - Tekstslide

Acceptabel
  • Sluit het doel aan bij de opdracht?
  • Waarom wil je het doel bereiken?
  • Jij en/of anderen moeten achter het doel kunnen staan

Slide 11 - Tekstslide

Realistisch 
  • Is het doel haalbaar?
  • Niet te moeilijk en niet te makkelijk

Slide 12 - Tekstslide

Tijdgebonden
  • Wat is de periode dat het doel gerealiseerd moet zijn?
  • Wanneer ben je klaar?
  • Wanneer is het doel behaald? 


Slide 13 - Tekstslide

Door elke dag een uur te fietsen wil ik na 10 weken 2,5 kilo afvallen.
A
Wel SMART geformuleerd
B
Niet SMART geformuleerd

Slide 14 - Quizvraag

Ik wil dat kindje N. tijdens het ontbijt voldoende eet.
A
Wel SMART geformuleerd
B
Niet SMART geformuleerd

Slide 15 - Quizvraag

Waarom moeten doelen SMART geformuleerd worden?
A
Dat is slimmer
B
Om te checken of ze behaald zijn
C
Het staat mooier
D
Omdat het een eis is

Slide 16 - Quizvraag

Ik wil ervoor zorgen dat kindje N. pas van tafel gaat als hij zijn bord leeg heeft gegeten.
A
Wel SMART geformuleerd
B
Niet SMART geformuleerd

Slide 17 - Quizvraag

Begin situatie vaststellen
Zet de stappen van de methodische cyclus in de juiste volgorde.
SMART Doelen 
Evalueren
Plan maken & uitvoeren
hulpvraag
Stap 1
Stap 2
Stap 3
Stap 4
Stap 5

Slide 18 - Sleepvraag

Waar staat de afkorting SMART voor?

Slide 19 - Open vraag

TIPS om doelen smart te formuleren 
Niet toepassen:
  • meer
  • beter
Wel toepassen:
  • Ik
  • kan/beheers 
  • Wat zie je of hoor je als je het doel hebt gehaald 

Slide 20 - Tekstslide

Voorbeelden SMART doel 

  • Ik kan over een maand d.m.v. een DA model zelfstandig een rekenles uitvoeren met een groepje leerlingen.



  • Aan het einde van de activiteit kunnen de kinderen ten minste drie diersoorten benoemen.



Slide 21 - Tekstslide

Opdracht 
Verbeter de volgende doelen:
  1. Ik wil kinderen beter rekenles gaan geven
  2.  Ik kan snel een luier verschonen.



    Kijk nu kritisch naar je eigen Smartdoelen van Periode 3

Slide 22 - Tekstslide