paragraaf 3.4 veranderingen door menselijke activiteiten

Lesdoelen
Je weet welke menselijke activiteiten van invloed zijn op natuur en milieu in de verschillende landschapszones.

Je kunt uitleggen welke landschapszones gevoelig zijn voor landdegradatie en waarom.

Je kunt uitleggen welke landschapzones minder gevoelig zijn voor landdegradatie en waarom.
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 36 slides, met tekstslides en 4 videos.

Onderdelen in deze les

Lesdoelen
Je weet welke menselijke activiteiten van invloed zijn op natuur en milieu in de verschillende landschapszones.

Je kunt uitleggen welke landschapszones gevoelig zijn voor landdegradatie en waarom.

Je kunt uitleggen welke landschapzones minder gevoelig zijn voor landdegradatie en waarom.

Slide 1 - Tekstslide

Gevoelig voor landdegradatie?
Waarom wel of waarom niet?

Slide 2 - Tekstslide

Gevoelig voor landdegradatie?
Waarom wel of waarom niet?

Slide 3 - Tekstslide

Gevoelig voor landdegradatie?
Waarom wel of waarom niet?

Slide 4 - Tekstslide

Gevoelig voor landdegradatie?
Waarom wel of waarom niet?

Slide 5 - Tekstslide

Landdegradatie
Afname kwaliteit van de bodem
door:
versnelde bodemerosie
verzilting
verdroging
verwoestijning

ontstaan door verkeerd beheer door de mens

Slide 6 - Tekstslide

  • groot deel gevoelig voor landdegradatie, 
Bewoonbaarheid natuurlijke zones

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Verwoestijning
opgave 6
a. In welke landschapszone bijna geen degradatie voor?
b. In welke landschapszone komt verwoestijning vooral voor?
c. 3 sociaal-geografische verklaringen (menselijke activiteiten) voor verwoestijning.

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Link

Overbeweiding
Bodemerosie

Slide 11 - Tekstslide

1. Ontbossing
3 sociaal-geografische oorzaken (menselijk)

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Link

Slide 14 - Video

natuurbranden
bosbrand

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Video

Slide 17 - Link

Landdegradatie a.g.v te intensief gebruik
Bodemerosie door water of wind door:
  • ontbossing
  • overbeweiding
  • akkerbouw (braak liggen/monoculturen)

Verzilting
  • onjuiste irrigatie versnelt dit proces

Uitputting
  • bodem krijgt geen tijd te herstellen

Slide 18 - Tekstslide

opg 8: Hoe leidt verkeerde vorm van irrigatie tot verzilting?

Slide 19 - Tekstslide

irrigatie - landbouw

Slide 20 - Tekstslide

8c. verklaar hoge droogte-index rond keerkringen

 neerslag - verdamping = nuttige neerslag


De droogte-index geeft aan hoe hoog de nuttige neerslag is. 

droogte-index 1: neerslag = verdamping

droogte-index 20 : de zonne-energie kan 20 maal de neerslag verdampen.


Slide 21 - Tekstslide

Sahel
Kwetsbaar door overbeweiding, het kappen van vegetatie en verdroging. Met als gevolg verwoestijning.

Kenmerken van de neerslag:
Neerslagintensiteit (hoog/laag)
Neerslagvariabiliteit (regelmatig/onregelmatig/klein/
groot)

Geulerosie

Slide 22 - Tekstslide

- neerslag onbetrouwbaar
- snelle bevolkingsgroei> meer voedsel>
overbeweiding> verwoestijning

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Video

Geulerosie
Stromend water kan voor erosie zorgen. Wanneer dit stromende water leidt tot geulen in de bodem (zie afbeeldingen) spreken we van geulerosie. De bodem raakt hierdoor vaak ernstig en blijvend beschadigd. Bomen hebben geen bodem meer om in te wortelen, waardoor ook de overgebleven bodem weg kan spoelen. 
Erosie is slijtage van het oppervlak door (bewegend) water, wind of ijs. Hierbij kan de (vruchtbare) bodemlaag dus weggesleten worden en is het voor planten en bomen een stuk moeilijker om weer te groeien. Dit noemen we bodemerosie. Als er eenmaal sprake is van erosie kan het landschap zich dus een stuk moeilijker herstellen.

Slide 25 - Tekstslide

Overstromingen door ontbossing

Slide 26 - Tekstslide

Permafrost
Permafrost smelt veel sneller dan verwacht door klimaatopwarming.

De permafrostgrens komt steeds noordelijker te liggen. Dit kan op mondiale schaal de temperatuurstijging versterken.
Verklaar!

Slide 27 - Tekstslide

Waarom toendra in zomer drassig?
de gesmolten sneeuw kan in de zomer niet wegzakken door permafrost en weinig verdamping

Slide 28 - Tekstslide

Positieve terugkoppeling
Ontdooide permafrost gebieden zijn een bron van methaan (CH4)
Methaan is gevoelig voor warmte. 

Meer warmte is dus meer methaan->
Meer methaan is een sterker broeikaseffect. 

Dit noemen we een positieve terugkoppeling

https://www.hier.nu/themas/klimaatwoordenboek/terugkoppelingen-klimaatverandering-versnelt-of-vertraagt-zichzelf

Slide 29 - Tekstslide

Klimaatverandering
aride zone: kwetsbare vegetatie, gevoelig voor landdegradatie
vochtige zones: gevoelig voor versnelde bodemerosie
polaire zone: smelten landijs en permafrost -> methaan -> versterking broeikaseffect

Oplossing: duurzame energiebronnen

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Link

Wat is het verband tussen beide figuren? Strategie: Bechrijf eerst het patroon dat de figuren laten zien.
Totaal aantal smeltdagen
het aantal smeltdagen per jaar op de Groenlandse ijskap neemt toe, met name aan de kust.
B Afwijking van het aantal smeltdagen t.o.v. het meerjarig gemiddelde van de Groenlandse ijskap
De toe-en afname van de dikte van het landijs
In figuur 5 is te zien dat de dikte van het landijs afneemt, vooral aan de kust.

Slide 32 - Tekstslide

 In figuur A zien we dat het aantal smeltdagen toeneemt. Figuur B laat zien dat vooral langs de kust er grote afwijkingen zijn t.o.v van het langjarig gemiddelde. In figuur 5 is te zien dat de dikte van het landijs afneemt, vooral aan de kust.  In figuur 3.37 is te zien dat het aantal smeltdagen per jaar op de Groenlandse ijskap ten opzichte van het langlopende gemiddelde toeneemt, vooral langs de kust, dit zijn ook de gebieden waar de dikte van het ijs het snelst afneemt.

Slide 33 - Tekstslide

Opgave 2c
Smelten ijskappen Groenland en Antartica
Het smelten van het landijs op Groenland draagt meer bij aan de wereldwijde zeespiegelstijging. Het landijs op Antarctica draagt op dit moment 0,5 mm per jaar bij, en het landijs op Groenland 0,6 mm per jaar (3 mm / 5 jaar).

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Video

Slide 36 - Tekstslide