Toetsbespreking PTO 2

1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Startklaar
  • Op je plek zitten 
  • Telefoon in het Zakkie 
  • Jas over de stoel, oortjes in de tas, tas op de grond
  • Schoolspullen op tafel: Chromebook, JdW-map, etui 
timer
3:00

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

      Leerdoelen
Toetsbespreking:
  • Ik weet hoe mijn toets is nagekeken en begrijp hoe de punten zijn verdeeld.
  • Ik herken welk type (RTTI) vragen ik goed of minder goed heb gemaakt.
  • Ik weet wat mijn persoonlijke aandachtspunten zijn om beter te worden in geschiedenis.
  • Ik kan uitleggen hoe ik me heb voorbereid en wat ik de volgende keer anders ga doen.

Vooruitblik P3:
  • Ik weet wat we in periode 3 gaan leren en wat ik daarvoor al moet weten. 

Slide 3 - Tekstslide

3. Leerdoelgericht werken
De docent geeft het onderwerp, RTTI geformuleerde leerdoelen en de lesopbouw aan. De docent weet de leerdoelen goed te laten aansluiten bij de voorkennis en het (taal)niveau van de leerlingen. Gedurende de les wordt continu een terugkoppeling naar de leerdoelen gemaakt om de mate van beheersing te controleren.

Wat voor type vraag is dit?: Na het bestuderen van de bron, beweert Paolo dat deze vóór de Franse Revolutie is gemaakt, terwijl Basmah stelt dat deze na de Franse Revolutie is gemaakt. Beargumenteer met behulp van de bron wie er volgens jou gelijk heeft.
A
R
B
T1
C
T2
D
I

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoeveel punten kan je voor deze vraag krijgen?: Na het bestuderen van de bron, beweert Paolo dat deze vóór de Franse Revolutie is gemaakt, terwijl Basmah stelt dat deze na de Franse Revolutie is gemaakt. Beargumenteer met behulp van de bron wie er volgens jou gelijk heeft.
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

(T2x2p) Na het bestuderen van de bron, beweert Paolo dat deze vóór de Franse Revolutie is gemaakt, terwijl Basmah stelt dat deze na de Franse Revolutie is gemaakt. Beargumenteer met behulp van de bron wie er volgens jou gelijk heeft.
A
Ik zie in de bron dat er staat “Deze keer is de gerechtigheid aan de sterkere kant“ dus ik denk dat Paolo gelijk heeft omdat de Franse revolutie in die tijd heel erg sterk was.
B
Ik denk dat Basmah gelijk heeft, niet alleen omdat ze mijn vriendin :) maar ook omdat er eigenlijk met deze zin getoond wilt worden dat de franse burgers eindelijk rechten hebben die de 1e en 2e stand van hun hadden “afgepakt“.
C
Ik zie in de bron dat aan de ene kant mensen van adel en geestelijkheid zitten en aan de andere kant gewone burgers. De burgers zijn zwaarder en daarom denk ik dat de burgers meer macht hadden en dat was na de Franse Revolutie. Dus Basmah heeft gelijk.

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

(T2x2p) Op 17 augustus 1585 ondertekende de burgemeester van Antwerpen een document waarmee hij de stad overgaf aan de Spaanse bevelhebber die de stad veertien maanden had belegerd. Deze gebeurtenis staat bekend als de Val van Antwerpen.

MIllicent doet op basis van deze gebeurtenis de volgende uitspraak: "De Val van Antwerpen is een oorzaak van de Gouden Eeuw in de Republiek."

Leg deze uitspraak van Millicent uit.
A
De Val van Antwerpen is een oorzaak van de gouden eeuw omdat vlak na de val van antwerpen de gouden eeuw kwam, dus dat kan het verklaren als een oorzaak.
B
want vooral de kooplieden gingen vluchten naar Holland en Zeeland, die kooplieden hadden veel handelscontacten en handelskennis hierdoor kon de Republiek die handelscontacten gebruiken en daardoor meer handelen.
C
Doordat de burgemeester van Antwerpen zijn stad overgaf aan de spaanse koning, daalde de inkomen en de populairheid van Antwerpen. Dit gaf Amsterdam een kans om te bloeien. Met de ligging van Amsterdam, kon de stad goed verbinden met het buitenland.

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

(T1x1p) Waarom stond de Republiek Samuel Pallache toe om in Amsterdam te wonen en te werken?
A
Omdat de Republiek streefde naar volledige religieuze gelijkheid voor alle bevolkingsgroepen.
B
Omdat de Republiek economische voordelen zag in de handelsrelaties met Marokko.
C
Omdat Maurits van Nassau hem persoonlijk als adviseur had aangenomen.
D
Omdat Pallache een Nederlander was en recht had op verblijf in de Republiek.

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

(T1x2p)
a. Voor leden uit welke stand was het baantje van Le Grand Maître de la Garderobe bedoeld?
b. Waarom was dit baantje alleen weggelegd voor leden van deze stand?
A
a. adel b. Omdaat het een persoonlijke taak was en het zou raar zijn als een beor dat zou doen voor iemand zoals de koning.
B
a. geestelijk b. omdat ze een unieke baan verdiene .
C
a. Adel b. omdat hij bang was dat de adel de macht zou overnemen daardoor gaf hij hun zulke baantjes en de adel moest ook in zijn paleis wonen zodat hij hun in gaten kon houden.

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

QA-analyse in RTTI online
Wat? QA-analyse
     - Terugblik op voorbereiding
     - Analyse antwoorden
     - Verbeteracties 

Hoe?
  1. Ga naar SomToday
  2. Klik op ELO - Leermiddelen
  3. Klik op RTTI-online
  4. Ga naar PTO 2
  5. Klik op "QA"

Hoelang? 
15 min.

Klaar?
Aan de slag met de opdracht Pruik of Revolutie?


Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

PTO-boekje

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Overzicht Periode 3
  • Thema: Pruiken en Revoluties (1700-1800) & Burgers en Stoommachines (1800-1900)
  • Benodigde lesmaterialen: Chromebook, JdW-map, etui 
Week 1
Week 2
Week 3
Week 4
Week 5
Week 6
Week 7
Week 8
Herhalings-week
Toets- bespreking & vooruitblik
Idealen van de Verlichting: Locke, Montesquieu en Rousseau
Franse Revolutie: Vrijheid, gelijkheid en broederschap
Verlicht absolutisme: Keizer Napoleon
Grote verandering-en in de samenleving: Engeland
Van huis-nijverheid naar stoom-kracht: De Fabriek
De leef- en werk-omstandigheden:  De Arbeider
Machtsstrijd tussen fabrikanten en arbeiders: 
De Sociale kwestie
Herhaling
.




Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tijd van Pruiken en Revoluties

Slide 15 - Woordweb

2. Voorkennis activeren
De docent activeert relevante voorkennis aan de hand van een terugblik-opdracht, waarbij eventueel een beroep op de thuistalen wordt gedaan. Op deze manier biedt de docent een kapstok om nieuwe stof te verbinden aan de eerder geleerde stof en richting te geven aan het verdere verloop van de les. Tegelijkertijd worden hiermee misconcepties van leerlingen zichtbaar gemaakt, waar de docent vervolgens gericht op in kan spelen.

Aan de slag
Wat? 
We ontdekken hoe verschillend mensen in de 18e eeuw dachten over macht, vrijheid, geloof en opvoeding.Je leert het verschil tussen het ancien régime (pruiken) en de Verlichting (revoluties).

Hoe? 
  • Je leest zelfstandig 5 korte bronnen uit de 18e eeuw.
  • Bij elke bron beslis je: past dit bij Pruik of Revolutie?

Hoelang? 
10 min

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

      Leerdoelen
Toetsbespreking:
  • Ik weet hoe mijn toets is nagekeken en begrijp hoe de punten zijn verdeeld.
  • Ik herken welk type (RTTI) vragen ik goed of minder goed heb gemaakt.
  • Ik weet wat mijn persoonlijke aandachtspunten zijn om beter te worden in geschiedenis.
  • Ik kan uitleggen hoe ik me heb voorbereid en wat ik de volgende keer anders ga doen.

Vooruitblik P3:
  • Ik weet wat we in periode 3 gaan leren en wat ik daarvoor al moet weten. 

Slide 17 - Tekstslide

3. Leerdoelgericht werken
De docent geeft het onderwerp, RTTI geformuleerde leerdoelen en de lesopbouw aan. De docent weet de leerdoelen goed te laten aansluiten bij de voorkennis en het (taal)niveau van de leerlingen. Gedurende de les wordt continu een terugkoppeling naar de leerdoelen gemaakt om de mate van beheersing te controleren.

4.3 Kritiek en idealen: De Verlichting

Welke kritiek hadden de verlichtingsfilosofen op de absolute heersers?

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

      Leerdoelen
  1. Je kent de betekenis van de volgende begrippen: ‘rationalisme’, ‘Trias Politica’ en ‘Verlichting’. (R)
  2. Je kunt uitleggen hoe de wetenschappelijke revolutie leidde tot de Verlichting. (T1)
  3. Je kunt verschillende voorbeelden noemen van verlicht denken op cultureel (religieus), politiek, sociaal en economisch gebied. (T2)
  4. Je kunt de ideeën van de filosofen Locke, Montesquieu en Rousseau toelichten en uitleggen waarom dit Verlichte denkers waren. (T1)


Slide 19 - Tekstslide

3. Leerdoelgericht werken
De docent geeft het onderwerp, RTTI geformuleerde leerdoelen en de lesopbouw aan. De docent weet de leerdoelen goed te laten aansluiten bij de voorkennis en het (taal)niveau van de leerlingen. Gedurende de les wordt continu een terugkoppeling naar de leerdoelen gemaakt om de mate van beheersing te controleren.


Welk begrip past het best bij de manier van regeren van Lodewijk XIV?
A
Absolutisme
B
Democratie
C
Monarchie

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Wat is geen kenmerk van het absolutisme onder Lodewijk XIV?
A
Er komen hervormingen in de economie
B
Het Edict van Nantes wordt ingetrokken
C
De adel komt in Versailles wonen
D
Er werden weinig oorlogen gevoerd

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Waarom liet Lodewijk XIV alle adel bij hem in Versailles wonen?
A
Hij wilde veel mensen om zich heen hebben omdat hij zich anders eenzaam voelde.
B
Hij wilde dat alle adel samen was zodat ze zich konden verdedigen tegen de revolutie.
C
Hij vertrouwde de adel niet en wilde ze goed in de gaten kunnen houden.

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Absolutisme
Kenmerken:
  • Trouwe edelen werden beloond met speciale taken en mooie baantjes = voorrechten (= privileges)
  • De ambtenaren moesten precies doen wat de koning wilde
  • Het gewone volk had niets te vertellen
  • Mensen mogen geen kritiek hebben
  • De koning, geestelijken en de ambtenaren leefden in grote rijkdom


Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


De Verlichting
vanaf ±1700



  • Een periode waarin mensen hun kennis (willen) vergroten, door steeds meer uit te gaan van het verstand (rede, ratio)

  • Hierdoor krijgen mensen ook meer kritiek op de koning, de kerk en de adel.

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Een nieuwe manier van denken

Slide 25 - Tekstslide

Dit nieuwe denken werd eerst alleen toegepast op de natuur, maar werd na verloop van tijd ook toegepast op de mens en de maatschappij
Er ontstonden dan vragen zoals: Wie mag het land besturen en hoe moet dat eerlijk gebeuren?
Er kwam kritiek op het absolutisme
Nieuwe manier van denken
Kenmerken van de nieuwe manier van denken:
  • Observeren: zelf waarnemen.
  • Experimenteren: zelf doen, uitproberen.
  • Redeneren: zelf nadenken, zelf conclusies trekken na onderzoek.

Slide 26 - Tekstslide

René Descartes 1596 – 1650. Descartes kwam uit Frankrijk, maar woonde ook lange tijd in de Republiek
Eén van de oorzaken van de wetenschappelijke revolutie is dat de mens door de ontdekkingsreizen veel meer van de wereld zag. Er werden nieuwe werelddelen ontdekt, met andere volken en kennis. Hoe de mens over de wereld dacht moest wel veranderen.
Ook de toenemende welvaart was belangrijk voor het ontstaan van de wetenschappelijke revolutie. Geleerden werkten ook samen, zij gingen verder met onderzoek dat al eerder gedaan was.

Aan de slag
Wat?
Geef antwoord op de vraag: Welke kenmerken van de ‘nieuwe manier van denken’ lees je terug in de bron over Antonie van Leeuwenhoek?

Hoe?
In tweetallen

Hoelang?
15 min.

Klaar? Lees 4.4 (p. 95-98).




Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Antonie van Leeuwenhoek (1632 – 1723)
Van Leeuwenhoek bekeek bijvoorbeeld bloed en tandplak en ontdekte zo micro-organismen (bijv. bacteriën).

Dit was nieuw omdat hij:
  • Observeerde (in plaats van uit oude boeken te lezen.)
  • Waarnemingen konden worden bewezen door te experimenteren.
  • Je kan ook tot een bewijs komen door te redeneren (= rationalisme)




Slide 28 - Tekstslide

Hij maakte een microscoop bekeek dingen en schreef op wat hij zag.