1511 Aanwijzende en vragende voornaamwoorden.

Lezen
timer
10:00
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 11 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Lezen
timer
10:00

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Herhaling: pers.vnw / bez.vnw
1. Ik leg de boeken even op mijn kamer.
2. Die auto is van ons.
3. Dat is haar telefoon die is gevonden op school.
4. Zij zitten samen op een bankje.
5. Waarom is jullie opdracht nog steeds niet af?

Slide 2 - Tekstslide

1. ik = pers / mijn = bez
2 ons = pers
3. haar = bez
4. zij = pers
5. jullie = bez
Leerdoelen
Aan het eind van deze les...

  • weet je wat aanwijzende en vragende voornaamwoorden zijn.

  • kun je aanwijzende en vragende  voornaamwoorden herkennen in een zin.

  • kun zelf zinnen maken waarin je aanwijzende en  vragende voornaamwoorden goed gebruikt. 

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vragende voornaamwoorden
  • Er zijn vier vragende voornaamwoorden (vr.vnw):
    wie, wat, welk(e), wat voor (een).

  • Een vr.vnw staat meestal aan het begin van een vraag. Welke spieren train je met hardlopen?

  • Wanneer een vr.vnw midden in een zin staat, kun je er een vraag van maken waarin het vragend voornaamwoord vooraan komt te staan.

    Weet jij wie er morgen op je verjaardag komen?
    Wie komen er vanavond op je verjaardag, weet jij dat?
    Wie = vragend voornaamwoord



Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aanwijzende voornaamwoorden
  • Die, dit, dat, deze. zulke, zo'n en dergelijke.

  • Een aanwijzend voornaamwoord kan in plaats van een lidwoord voor een zelfstandig naamwoord (zn) staan. Het verwijst naar het zn en maakt het zn specifieker.






Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Maak een zin met aanw.vnw en vr.vnw

Slide 6 - Tekstslide

1. wie = vr.vnw
die = aanw.vnw

2. wat = vr.vnw
deze = aanw.vnw
Schematisch
Soort
Afkorting
Voornaamwoorden
Aanwijzend voornaamwoord
aanw.vnw
deze, die, dit, dat, zulk(e), zo'n, dergelijk(e)
Vragend voornaamwoord
vr.vnw
wie, wat, welk(e), wat voor (een)

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag!
 §4 Aanwijzend en vragend  voornaamwoord

Maak opdracht 1 t/m 5
(blz. 212/213)

Klaar?
- Maak 'De Brug Meestromen'

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd

Slide 9 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Stel 1 vraag over iets dat je deze les nog niet zo goed hebt begrepen

Slide 10 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 11 - Video

Deze slide heeft geen instructies