Lesson 11. Revision

What are we going to do today?
- Study words on Quizlet 7 min in silence 
- Grammar revision 
- Slim Stampen Grammar ch1. 
- Conversations exercise  

Lesson goal: at the end of the class you know how to hold a conversation about a chosen topic
timer
3:00
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

What are we going to do today?
- Study words on Quizlet 7 min in silence 
- Grammar revision 
- Slim Stampen Grammar ch1. 
- Conversations exercise  

Lesson goal: at the end of the class you know how to hold a conversation about a chosen topic
timer
3:00

Slide 1 - Tekstslide

Gerunds 
Een werkwoord + ing dat gebruikt wordt als een zelfstandig naamwoord noemen we een Gerund. 

Het wordt vaak gebruikt na werkwoorden als: to (dis)like, to love, to miss & to avoid. 

I love snowboarding. --> snowboarding is Gerund. 

Slide 2 - Tekstslide

Infinitive + to 
Sommige werkwoorden in het Engels worden gevolgd door inifitive + to (to & stam van het werkwoord). Dit is vaak na werkwoorden als: to hope, to ask, to refuse, to expect. 

I hope to be  a famous singer one day. --> hope wordt gevolgd door to be, dit is de stam van het werkwoord be. 

Slide 3 - Tekstslide

Grammar E1 - Present Tenses
Present Simple: normale tegenwoordige tijd. 
bijvoorbeeld: I walk, she walks, we walk. 
Gebruiken bij: feiten, gewoontes, regelmatige gebeurtenissen.


Present Continuous: duurvorm tegenwoordige tijd. 
bijvoorbeeld: I am walking, she is walking, we are walking. 
Gebruiken bij: dingen die NU gebeuren of iets wat iemand NU doet.

Slide 4 - Tekstslide

Grammar E1: Present Tenses
Bij Present Continuous zijn er vaak signaal woorden waar je op kunt letten: at the moment, now, at this time. 

Bij de Present Simple zijn deze er ook: usually, always, often, every day. 

Slide 5 - Tekstslide

Grammar E2: Tag questions
Een tag question is iets wat je aan het einde van de zin toevoegt om bevestiging te vragen. In het Nederlands is dat het woordje: toch? 

Als het een positive zin is, is the tag question negative:
He is a strict teacher, isn't he. 

Je herhaalt dus het eerste werkwoord: is en zet deze in een ontkennende vorm

Slide 6 - Tekstslide

Grammar E2: tag questions
Is de zin negative, dan zet je de tag question in een positive vorm: You aren't my English teacher, are you? 

De tag question komt dus altijd NA de komma. Het eerste werkwoord is dus of positief of negatief. Een negatief werkwoord heeft het woordje: not erachter. 

Slide 7 - Tekstslide

He ....... (to call) someone at the moment.
A
is calling
B
calls

Slide 8 - Quizvraag

Water ...... (to boil) at a 100 degrees, it's a fact.
A
is boiling
B
boils

Slide 9 - Quizvraag

I ........ (to eat) cereal every morning.

Slide 10 - Open vraag

She ......... (to write) an email right now.

Slide 11 - Open vraag

Rachel ..... (to get up) at 7 o'clock every morning.
A
is getting up
B
gets up

Slide 12 - Quizvraag

They ..... (to record) an album now.

Slide 13 - Open vraag

It is quite a surprise, .......
A
isn't it?
B
is it?

Slide 14 - Quizvraag

You aren't going to buy that car, ....... ?
A
aren't you?
B
are you?

Slide 15 - Quizvraag

I can borrow my brothers car, ....... ?

Slide 16 - Open vraag

Emily isn't being very nice, ...... ?

Slide 17 - Open vraag

He collected that money for charity, .......?
A
did he?
B
didn't he?
C
don't he?
D
doesn't he?

Slide 18 - Quizvraag

She didn't do her homework, .....?
A
did she?
B
didn't she?
C
don't she?
D
doesn't she?

Slide 19 - Quizvraag

You work at the supermarket, .....?
A
did you?
B
didn't you?
C
don't you?
D
doesn't you?

Slide 20 - Quizvraag

We don't have to do the cleaning, ........?
A
do we?
B
didn't we?

Slide 21 - Quizvraag