Les 16 - Grammatica §3 Onderwerp en werkwoordelijk gezegde

Les 16 - Grammatica §3 Onderwerp en werkwoordelijk gezegde
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 19 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Les 16 - Grammatica §3 Onderwerp en werkwoordelijk gezegde

Slide 1 - Tekstslide

Hallo 1va
Pak je spullen alvast (boek/Nieuw Nederlands/pen+schrift) en je leesboek
timer
10:00
Wat ga je doen vandaag?
  • 10 minuten lezen
  • Nakijken huiswerk
  • Wat weet je al?
  • Uitleg onderwerp (ow) en werkwoordelijke gezegde (wwg)
  • Zelfstandig werken
  • Afsluiting

Slide 2 - Tekstslide

Nakijken § 1 p. 205 en §2 206-207

Slide 3 - Tekstslide

Nakijken § 1 p. 205
          p. 205

Slide 4 - Tekstslide

P. 206-207

Slide 5 - Tekstslide

P. 206-207

Slide 6 - Tekstslide

§ 1 p. 205 Opdracht 4
We nemen opdracht 4 samen door.

Slide 7 - Tekstslide

Schrijf zoveel mogelijk werkwoorden in 1 minuut in je schrift



1 minuut

Opschrijven in je schrift
timer
1:00

Slide 8 - Tekstslide

LESDOELEN:

Ik kan/weet...

- het onderwerp en het gezegde in een zin vinden

Slide 9 - Tekstslide

pv samengevat
  • De pv is de werkwoordsvorm die verandert. 
  • Er zijn drie manieren om de pv te vinden. 
  1. Tijdproef
    Ik heb Monopoly gespeeld. 
    Ik had Monopoly gespeeld. 
  2. Getalproef
    Ik heb Monopoly gespeeld. 
    Wij hebben Monopoly gespeeld. 

  3. Ja/Nee-vraag
    Heb ik Monopoly gespeeld? 

Slide 10 - Tekstslide

zinsdelen samengevat
1. Zoek de pv
2. Alles wat voor de pv staat, is één zinsdeel
3. Alles wat voor de pv kan staan, is één zinsdeel

Gisteren fietste Bianca naar school
  • Gisteren fietste Bianca naar school.
  • Gisteren|fietste|Bianca naar school.
  • Gisteren| fietste|Bianca|naar school

Slide 11 - Tekstslide

Filmpje

Slide 12 - Tekstslide

Onderwerp
Vrijwel elke zin heeft een onderwerp.
Vaak een persoon die iets doet, maar kan ook een dier of ding zijn. 
Onderwerp staat bijna altijd naast pv. 

Slide 13 - Tekstslide

Hoe vind je onderwerp?
Optie 1: Vraagproef
1. Zoek de pv en zet de zin in zinsdelen
2. Vraag: Wie/wat + pv. Antwoord is onderwerp
  • Vb: Na de overstroming/ trokken /de slachtoffers /naar hoger geleden gebieden.
  • Wie trokken? 
  • de slachtoffers
Optie 2: getalsproef
1. Zoek de pv en zet de zin in zinsdelen
2. verander de pv van enkelvoud naar meervoud of andersom. Het zinsdeel dat mee verandert, is het onderwerp.
  • De man /loopt /naar werk
  • De mannen /lopen/ naar werk
  • De man is verandert dus OW

Slide 14 - Tekstslide

Onderwerp is vraagwoord
Wie heeft het huiswerk op de computer gemaakt?
  • Vervang Wie met een naam
Evert /heeft /het huiswerk/ op de computer /gemaakt. 
Wie heeft? Evert -> wie

Slide 15 - Tekstslide

Werkwoordelijk gezegde (wwg)
  • alle werkwoorden in de zin
  • dus de pv en alle andere eventuele werkwoorden
  • Bij scheidbare werkwoorden neem je alle stukken mee 
Bijv: Zij let op tijdens het filmpje (WWG -> let op, want hele ww is opletten)
  • als de woorden 'te' of 'aan het' voor een werkwoord staan, horen deze ook bij het wwg

Slide 16 - Tekstslide

Zelf oefenen
Cursus 5 - Grammatica §3 Onderwerp en werkwoordelijk gezegde
Wat: Maak de opdracht 1 en 2 op  blz. 209
Hoe:  Zelfstandig in je schrift en op je blad.
Hulp: Theorie uit je boek, docent.
Tijd: 15 min.
Uitkomst: Geoefend met Onderwerp en werkwoordelijk gezegde, pv en zinsdelen
Klaar?
Lezen in je leesboek of ander huiswerk
timer
10:00

Slide 17 - Tekstslide

LESDOELEN:

Ik kan/weet...

- het onderwerp en het gezegde in een zin vinden

Slide 18 - Tekstslide

Fijne dag!
Ruim rustig op en blijf rustig zitten tot de bel gaat.

Slide 19 - Tekstslide